Paus Pius XII - 20 oktober 1939
Maar misschien hadden velen, bij hun afdwaling van Christus’ leer, geen volledig bewustzijn ervan, dat zij zich lieten bedriegen door een wonderen schijn van waarheid in het kleed van schitterende frasen, waardoor deze verwerping van de leer van het Evangelie werd voorgesteld als de bevrijding van een opgedwongen slavenjuk. Misschien voorzagen zij niet de gevolgen van de verruiling van de waarheid, die vrij maakt, voor de dwaling, die slaven maakt. Misschien, eindelijk, dachten zij er niet aan, dat zij door de verwerping van Gods vaderlijke en oneindig wijze wet, en van de liefdeademende, eenheidbrengende en verheffende geboden van Christus zich zouden overleveren aan de willekeur van een wispelturige, armzalige, menselijke waanwijsheid. Zij spraken met ophef van algemenen vooruitgang, en zij gingen integendeel al erger en erger achteruit. Zij droomden van een vlucht omhoog, en zij zakten jammerlijk af van de hoogte hunner waardigheid. Zij beweerden, dat onze eeuw rijpheid en volmaaktheid bracht, en zij vielen ellendig terug in de oude slavernij. Zij doorschouwden namelijk niet het teleurstellende en totaal vergeefse van alle menselijk pogen om Christus’ wet te vervangen door iets wat er op lijkt. "Dwaas zijn zij (immers) geworden in hun bespiegelingen." (Rom. 1, 21)
Immers, na die verflauwing en verzwakking van het geloof in God en de goddelijke Verlosser, en na die verduistering in de geesten van het licht der algemene normen van deugd en zedelijkheid wankelt nu die ene, die onvervangbare grondslag voor de stabiliteit en de rust van de inwendige en uitwendige orde in het particuliere en openbare leven, die alleen de welvaart van de staten kan bewerken en behouden doen blijven.