De Kerk leert immers en predikt, dat men aan de aardse machten, die hun hoge oorsprong aan God ontlenen, gehoorzaamheid en eerbied verschuldigd is. Zij volgt het bevel van Christus de Heer op: “
Geeft de keizer, wat de keizer toekomt.” (
Mt. 22, 21) Zij die in haar heilige liturgie zingt: “Die het hemelrijk geeft, rooft het aardse rijk niet”
Hymne van het Feest van Epfianie, streeft er niet naar, de rechten van anderen tot zich te trekken. Ook onderdrukt zij de menselijke vermogens niet, maar heft ze op naar al wat groot en edel is; zij vormt mensen van karakter, die hun gewetensplicht niet verraden. Zij die zoveel volken en geslachten tot hogere beschaving heeft opgevoerd, heeft volstrekt nooit het mensdom in zijn vooruitgang belemmerd, maar veeleer verheugt zij zich met moederlijke blijdschap in de schittering ervan. Wat de Kerk nastreeft, dat hebben de engelen, die boven de kribbe zweefden van het mensgeworden Woord op waarlijk bewonderenswaardige wijze verkondigd: “
Eere aan God in de hoge, en op aarde vrede aan de mensen van goede wil”.
Vgl. Lc. 2, 14
Dezen vrede, die de wereld niet geven kan, heeft de goddelijke Verlosser zelf als een heilige erfenis aan Zijn leerlingen nagelaten met de woorden: “
Mijn vrede laat ik u, Mijn vrede geef ik u”. (
Joh. 14, 27) En deze vrede is dan ook, evenals in het verleden, zo ook thans en in de toekomst het deel van de ontelbare, die de wet van Jezus Christus, als het ware in de geboden van de liefde tot God en tot de naaste kort samengevat, met bereidwillig hart aanvaarden. Reeds sinds bijna twee duizend jaar bewijst de geschiedenis, die “leermeesteres van het leven”
Cicero, Oratione L. II, 9, zoals de grote redenaar haar kernachtig noemt, zonneklaar de waarheid van het woord van de heilige Schrift: dat “
hij, die God weerstaat, de vrede niet bezit".
Vgl. Job 9, 4
Want Christus alleen is de enige “
hoeksteen” (
Ef. 2, 20), waarop en de burgerlijke maatschappij en de enkeling veilig stand kunnen houden.