Willem Jacobus kardinaal Eijk - 17 oktober 2016
Afgelopen woensdag Red.: 11 oktober 2016 maakte het kabinet bekend naast de bestaande Euthanasiewet een nieuwe wet te willen uitwerken voor hulp bij suïcide aan mensen die hun leven ‘voltooid’ achten. Het gaat om situaties waarin lijden uitzichtloos en ondraaglijk wordt geacht, niet vanwege een medische grondslag, maar omdat betrokkenen door verlies van dierbaren, eenzaamheid, verminderde mobiliteit of verlies van persoonlijke waardigheid hun leven niet meer zinvol vinden en bijgevolg een persistente actieve wens hebben om te sterven. Daarbij denkt het kabinet vooral aan mensen op leeftijd, overigens zonder een leeftijdgrens aan te geven
Met deze nieuwe wet wil het kabinet recht doen aan de autonomie van mensen. Voor deze autonomie zou de plicht om het leven te beschermen moeten wijken in een aantal situaties, waarin het leven voor henzelf geen waarde meer heeft. Deze redenering, het fundament onder de nieuwe wet, is principieel onjuist.
De autonomie van de mens is relatief. Zijn autonomie houdt niet in dat hij over zijn leven mag beschikken. Het menselijk lichaam is geen bijkomstige, maar een essentiële dimensie van de menselijke persoon en deelt in diens essentiële waardigheid, die nooit verloren gaat, ook al meent betrokkene dat dit wel het geval is. De mens is in zijn geheel, lichamelijk en geestelijk, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. God en wie naar Zijn beeld geschapen zijn, zijn altijd een doel in zich en geen louter middel tot een doel. Door het leven te beëindigen om aan het lijden een einde te maken wordt het lichaam en daarmee de menselijke persoon, gedegradeerd tot een middel om het lijden weg te nemen.
Dat de mens de vrijheid heeft om zijn leven te (laten) beëindigen, veronderstelt dat de vrijheid een hogere waarde is dan het leven. Dat is ook waar, maar het leven is wel een fundamentele waarde met betrekking tot de vrijheid: zonder leven is er geen vrijheid. De beëindiging van het menselijk leven is tevens de beëindiging van de menselijke vrijheid.
De nieuwe wet die het kabinet voor ogen staat, zal in zekere zin de autonomie van mensen met een stervenswens vergroten, maar dat betreft dan de uiterlijke autonomie, dat wil zeggen met betrekking tot factoren die de vrijheid van buitenaf beperken (gezagsdragers, wetten en sociale druk).
Maar geldt dat ook voor de innerlijke vrijheid? Echter, innerlijke autonomie is de innerlijke kracht die de mens in staat stelt om uit zichzelf, zonder dat het hem wordt opgelegd, moeilijke, maar ethisch goede keuzes te maken. Dit geldt in het bijzonder bij de keuze om het leven voort te zetten. Die innerlijke kracht is ongetwijfeld nodig als mensen de ongemakken en beperkingen van de ouderdom aan den lijve ervaren.
Trouwens, ook op de verruiming van de externe vrijheid valt wel het een of ander af te dingen. Als oudere mensen de mogelijkheid hebben om relatief eenvoudig uit het leven te stappen en dat een trend zou worden, dan is het niet denkbeeldig dat zij zich onder druk gezet voelen om van die mogelijkheid dan ook maar gebruik te maken. Wie een ‘kostenpost’ wordt voor de gezondheidszorg, zou zich bijna schuldig gaan voelen, als hij desondanks zijn leven zou willen voorzetten.
Kortom, de plicht om het leven te beschermen moet niet wijken voor het respect voor de autonomie.
+ Willem Jacobus kardinaal Eijk
Referent voor medische ethiek
namens de Nederlandse Bisschoppenconferentie