28 oktober 1965
In deze Kerk van Christus is de Paus, als de opvolger van Petrus, aan wie Christus zijn schapen en lammeren te weiden heeft gegeven, krachtens goddelijke instellingen bekleed met de hoogste volledige, rechtstreekse en universele macht, tot heil van de zielen. Hij is dus op grond van zijn zending als herder van alle gelovigen, tot bevordering van het algemeen welzijn van de gehele Kerk en van het welzijn van de afzonderlijke Kerken, bekleed met de hoogste gewone macht over alle Kerken.
Maar ook de bisschoppen, aangesteld door de Heilige Geest, zijn de opvolgers van de apostelen als zielenherders Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 12; en samen met de Paus onder zijn gezag hebben zij de zending om het werk van Christus de eeuwige Herder, voor altijd te doen voortduren. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 1. Christus immers heeft aan de apostelen en hun opvolgers het bevel en de macht gegeven, alle volkeren te onderwijzen, de mensen te heiligen in de waarheid en hen te leiden. De bisschoppen zijn dus door de kracht van de Heilige Geest, die hun gegeven is, ware en authentieke leraars van het geloof, hogepriesters en herders. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21.24-25
De Vaders van het heilig Concilie spreken echter de wens uit, dat deze dicasteries, die ongetwijfeld uitstekende diensten hebben bewezen aan de paus en aan de herders van de Kerk, gereorganiseerd worden overeenkomstig de noden van onze tijd en van de verschillende streken en riten; deze reorganisatie zal vooral betrekking moeten hebben op hun aantal, hun naam, hun bevoegdheid, hun werkwijze en de coördinatie van hun werkzaamheden. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de Romeinse Curie, Quali Siano (21 sept 1963). A.A.S. 55 (1963) 793 ss. (Eccl. Doc. 0706, blz. 42 vv.). Tevens wensen de Vaders een nadere omschrijving van de taak van de pauselijke legaten met het oog op het eigen herderlijk ambt van de bisschoppen.