Paus Pius XII - 21 april 1957
Zeker, Wij kennen de nood van de tijden; de moeilijkheden waaronder de oude bisdommen van Europa en Amerika lijden en gebukt gaan. Maar wanneer de zaken tegenover elkaar worden afgewogen, dan zal men gemakkelijk inzien dat de armoede, die deze lijden, als het ware nog betrekkelijke welstand geacht kan worden vergeleken met de aller-droevigste toestand waarin gene verkeren. Overigens zou zo'n vergelijking funest zijn, aangezien het hier minder gaat om het maken van een berekening, dan om alle christengelovigen aan te sporen, - zoals Wij al eerder bij een zeer gunstige gelegenheid hebben gedaan -, "om in het teken van de christelijke matigheid en de bereidheid om zich te geven, meer dan de morele wetten voorschrijven uit vrije wil te doen, naar ieders eigen krachten, naar gelang Gods genade ingeeft, naar de mate het ambt, dat men bekleedt, toelaat... wat iemand aan de ijdelheid onttrokken heeft - zo voegden vVij er aan toe - komt ten goede aan de naastenliefde, en edelmoedig komt hij tegemoet aan de noden van de Kerk en de armen" AAS, 42 (1950), p. 787.