Paus Pius XI - 31 december 1929
Hieruit volgt echter niet, dat het opvoedingsrecht van de ouders een absoluut of met willekeur uit te oefenen recht zou zijn, want het is, om zijn onafscheidelijk verband ermee, ondergeschikt aan het laatste doel en aan de natuurwet en de goddelijke wet, gelijk eveneens Leo XIII verklaart in zijn andere gedenkwaardige encycliek "Over de voornaamste plichten van de christelijke burgers", waarin hij in korte samenvatting het totaal der rechten en plichten van de ouders op de volgende wijze uiteenzet: "Van nature hebben de ouders het recht hun kinderen te onderwijzen, tegelijk met de verplichting ervoor te zorgen, dat de opvoeding en het onderwijs van de kinderen overeenkomen met het doel, waarvoor zij hun kroost door Gods goedheid gekregen hebben. Daarom moeten de ouders al hun ijver en inspanning aanwenden om op dit gebied iedere inbreuk op hun recht af te weren, en zich de volle zekerheid verschaffen, dat het hun mogelijk blijft hun kinderen, gelijk het hoort, christelijk op te voeden, en vooral hen verre te houden van scholen, waar zij gevaar lopen het verderfelijk gif van de godsdienstige onverschilligheid in zich op te nemen." Paus Leo XIII, Encycliek, Over de voornaamste plichten van de christelijke burgers, Sapientiae Christianae (10 jan 1890), 61
Men moet echter in acht nemen, dat de opvoedingsplicht van het gezin niet alleen de godsdienstige en zedelijke, maar ook de lichamelijke en burgerlijke opvoeding omvat [[[2620|(1113)]]], voornamelijk in zoverre deze met godsdienst en zedelijkheid in betrekking staan.