Paus Pius XI - 31 december 1929
Zelfs de zogenaamde lichamelijke opvoeding is niet te beschouwen als vreemd aan haar moederlijk leraarsambt, omdat ook deze zin en strekking heeft van een middel, dat de christelijke opvoeding kan bevorderen of schaden.
Dit werken van de Kerk op elk cultuurgebied is van onmetelijk nut voor de gezinnen en natiën, die volgens de juiste opmerking van de H. Hilarius zonder Christus verloren gaan: "Wat is er zo gevaarlijk voor de wereld, als Christus niet aan te nemen?" H. Hilarius van Poitiers, Commentaar op het Evangelie van MatteĆ¼s, Commentarius in Evangelium Matthei. cap. 18, n. 3: PL 9, 1019 Daarbij doet het niet de minste afbreuk aan hetgeen de staat verordent. Want in haar moederlijke voorzichtigheid verzet de Kerk er zich niet tegen, dat haar scholen en opvoedingsinstituten voor leken zich in elk land aan de wettige voorschriften van het burgerlijk gezag aanpassen, en zij is volkomen bereid zich met het burgerlijk gezag te verstaan, en bij voorkomende moeilijkheden in gemeenschappelijk overleg maatregelen tot oplossing daarvan te treffen.
Daarenboven is het een onvervreemdbaar recht van de Kerk, en tegelijk een plicht, waarvan niemand haar kan ontslaan, toezicht uit te oefenen over de gehele opvoeding van haar kinderen, de gelovigen, in ieder instituut, openbaar of bijzonder; en dat toezicht betreft niet alleen het daar gegeven godsdienstonderwijs, maar ook alle andere vakken en alle bepalingen, in zoverre deze betrekking hebben op godsdienst en moraal. [[2620|(1381-1382)]]
De uitoefening van dit recht zal nooit beschouwd mogen worden als een onrechtmatige inmenging, maar moet beschouwd worden als een kostbare moederlijke voorzorg van de Kerk, om haar kinderen te beschermen tegen de ernstige gevaren van vergiftiging door valse leer op het gebied van geloof of zeden. Dit toezicht van de Kerk kan van de ene kant geen enkel werkelijk nadeel veroorzaken, en van de andere kant slechts een krachtdadige hulp opleveren voor de orde en voor het welzijn in gezin en maatschappij, want het houdt van de jeugd het moreel vergif verwijderd, dat meestal op die onervaren en wispelturige leeftijd gemakkelijker vat heeft en eerder zijn invloed uitoefent op het praktisch levensgedrag. Immers, zonder de ware godsdienstige en zedelijke vorming zal volgens de wijze opmerking van Leo XIII "iedere geestesontwikkeling een ongezonde zijn. Niet gewend aan eerbied jegens God zal de jeugd geen enkele zedelijke tucht kunnen verdragen, en daar zij dan haar hartstochten nooit iets heeft weten te ontzeggen, zal zij zich licht laten meeslepen tot revolutionaire woelingen." Paus Leo XIII, Encycliek, Over religieuze kwesties in Frankrijk, Nobilissima Gallorum Gens (8 feb 1884)
Wat de omvang betreft van de zending die de Kerk als opvoedster heeft: deze strekt zich uit tot alle volken zonder uitzondering, volgens het bevel van Christus: "Onderwijst alle volkeren", (Mt. 28, 19) en er bestaat geen aardse macht, die haar rechtens zou kunnen tegenwerken of verhinderen.
Op de eerste plaats strekt die zending zich uit tot alle gelovigen, voor wie de Kerk als tedere moeder een ijverige zorg draagt. Daarom heeft zij voor dezen door alle eeuwen heen een zeer groot aantal scholen en instellingen op elk gebied van wetenschap opgericht en tot bloei gebracht. Gelijk wij dan ook bij een onlangs geboden gelegenheid zeiden,
"bevond zich tot in de vroegste middeleeuwen, waarin er zo talrijke (sommigen hebben zelfs willen zeggen te talrijke) kloosters, conventen, kerken, collegiale kerken, kathedrale en niet-kathedrale kapittels bestonden, bij elk van deze instellingen een schoolhaard, een brandpunt van onderwijs en christelijke opvoeding. En bij dit alles moet men nog al de universiteiten voegen, universiteiten, verspreid over alle landen, en dat steeds op initiatief en onder de hoede van de H. Stoel en de Kerk. Het heerlijk schouwspel, dat wij op het ogenblik beter zien, omdat het ons meer nabij is, en zich overeenkomstig de aard van onze eeuw in grootser verhoudingen vertoont, was het schouwspel van alle tijden. En zij die de gebeurtenissen bestuderen en er een vergelijkend oordeel over vormen, staan verbaasd over hetgeen de Kerk op dit gebied wist tot stand te brengen; zij staan verbaasd over de wijze, waarop de Kerk heeft weten te beantwoorden aan de zending, die God haar had toevertrouwd, om de mensengeslachten tot christelijk leven op te voeden; over de wijze waarop zij zoveel heerlijke vruchten en schitterende resultaten wist te bereiken. Doch indien het bewondering wekt, dat de Kerk ten allen tijde honderden, duizenden en miljoenen leerlingen om zich heen wist te verzamelen, om die krachtens haar zending als opvoedster te vormen, niet minder moet onze bewondering wekken de beschouwing van hetgeen zij wist tot stand te brengen niet alleen op het terrein van de opvoeding, maar ook op dat van het onderwijs in de engere en eigenlijke zin van het woord. Immers, indien zoveel schatten van cultuur, van beschaving, van letterkunde bewaard konden blijven, dan is dit te danken aan het gedrag van de Kerk, waardoor zij ook in de vroegste en barbaarse tijdperken zoveel licht wist te doen stralen op het gebied van de letteren, de wijsbegeerte, de kunst, en in het bijzonder op het gebied van de bouwkunst." Paus Pius XI, Toespraak, Tot de leerlingen van het College van Mondragone (14 mei 1929)
Het staat dus als een evidente waarheid vast: de zending tot opvoeden komt zowel rechtens als feitelijk aan de Kerk op overtreffende wijze toe, en geen enkele onbevooroordeelde geest kan ook maar enige redelijke grond uitdenken, om de Kerk te weerstreven of te belemmeren juist in het werk, welks zegenrijke vruchten de wereld thans geniet.