
Paus Benedictus XVI - 27 juni 2012
Ik wil nu stilstaan bij enkele elementen van dit zeer compacte lied, die heel de Goddelijke en menselijke weg herneemt van de Zoon van God en die heel de mensengeschiedenis omvat: van de toestand als God tot de menswording, tot de dood op het kruis en de verheerlijking in de heerlijkheid van de Vader, het gedrag van Adam - de eerste mens - is hier ook in betrokken. Deze hymne tot Christus vertrekt van Zijn “en morphe tou Theou”, zegt de Griekse tekst, dat wil zeggen Zijn “in de vorm van God” of beter, in de conditie van God zijn. Jezus, ware God en ware mens, leeft Zijn “als God zijn” niet om te triomferen of Zijn suprematie op te dringen, Hij beschouwt het niet als een bezit, een voorrecht, een schat die Hij jaloers bewaart. In tegendeel, “Hij heeft zich van zichzelf ontdaan”, zich van zichzelf ontledigt door volgens de Griekse tekst, de “morphe doulos”, de “vorm van de slaaf” aan te nemen, de menselijke realiteit die getekend is door lijden, armoede, dood; Hij heeft zich volledig aan de mensen gelijk gemaakt, uitgezonderd in de zonde, zodanig dat Hij zich gedroeg als een dienaar, helemaal gewijd aan de dienst voor anderen. Hierover zegt Eusebius van Cesarea (4e eeuw): “Hij heeft de last van de lijdende leden op zich genomen. Hij heeft onze beklagenswaardige ziekten eigen gemaakt. Hij heeft omwille van ons onder beproeving geleden: en dit overeenkomstig Zijn grote liefde voor de mensheid” H. Eusebius van Caesarea, Demonstr. Evang.. 10, 1, 22. De heilige Paulus gaat verder met het “historisch” kader waarin deze verlaging van Jezus zich voltrokken heeft: “Hij heeft zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis” (Fil. 2, 8). Gods Zoon is werkelijk mens geworden en is een weg gegaan in totale gehoorzaamheid en trouw aan de wil van de Vader tot en met het hoogste offer van Zijn leven. Meer nog, de apostel preciseert “tot de dood, tot de dood aan een kruis”. Op het kruis heeft Jezus Christus de hoogste graad van vernedering bereikt, omdat de kruisiging de straf was, voorbehouden aan slaven, niet aan vrijen: “mors turpissima crucis”, schrijft Cicero Vgl. Cicero, In Verrem. V, 64, 165.