Paus Leo XIII - 29 juni 1886
Bovendien, de bestuursmacht, waarover hier sprake is, wordt door de volgende woorden duidelijk uitgesproken en bevestigd: "En de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." - "Wie wordt bedoeld met haar? Is het de rots, waarop Christus de Kerk bouwt, of de Kerk zelf? De uitdrukking is inderdaad voor een tweevoudigen uitleg vatbaar. Of is hier sprake van de rots en de Kerk als van één en dezelfde zaak? Dit laatste is, dunkt mij, de waarheid, want de poorten der hel zullen noch de rots, waarop Christus de Kerk bouwt, noch de Kerk overweldigen." Origenes van Alexandrië, In Mattheum Homiliae. Tom. 12, n. 11: PG 13, 1003 Het zwaartepunt van dit goddelijk woord ligt hierin, dat alle krachtsinspanning en alle kunstgrepen van zichtbare en onzichtbare vijanden nooit in staat zullen zijn om de op Petrus steunende Kerk te doen ineenstorten of op wat wijze dan ook te doen bezwijken. "De Kerk, als de stichting van Christus, die vol wijsheid 'Zijn huis op de rots gebouwd heeft', is onneembaar voor de poorten der hel; wel zijn deze oppermachtig tegenover iederen mensch, die zich buiten het terrein van de rots en de Kerk bevindt, maar ze staan machteloos tegenover de Kerk." Origenes van Alexandrië, In Mattheum Homiliae. Tom. 12, n. 11: PG 13, 1003-1006 Ziedaar dus, waarom God Zijn Kerk aan Petrus heeft toevertrouwd; het was, opdat deze haar als een nooit verwonnen beschermer ten allen tijde ongedeerd zou bewaren. Bijgevolg heeft Hij hem met het daartoe vereischte gezag bekleed, want, om een menschelijke maatschappij werkelijk en met succes in stand te houden, is recht tot gebieden een onafwijsbare noodzaak.
Vervolgens, Jesus voegde aan Zijn woorden toe: "En u zal ik de sleutels geven van het rijk der hemelen." Klaarblijkelijk gaat Hij voort te spreken over de Kerk, die Hij even te voren de Zijne had genoemd. De Kerk biedt niet alleen het beeld van een gebouw, maar ook van een rijk, en nu weet iedereen, dat de sleutels het gewone kenteeken zijn van het oppergezag. Bijgevolg ligt in de belofte van Jesus aan Petrus, om hem de sleutels van het rijk der hemelen te geven, de toezegging om hem met macht en gezag over de Kerk te begiftigen. "De Zoon heeft hem (Petrus) opdracht gegeven om de kennis van den Vader en den Zoon over heel de wereld te verspreiden, en Hij heeft aan een sterfelijk mensch alle hemelsche macht geschonken, toen Hij de sleutels ter hand stelde aan dengene, die de Kerk over heel de aarde heeft voortgeplant en bewezen heeft, dat ze vaster stond dan het firmament." H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. Hom. 54, n. 2: PG 58, 534-535