
Paus Leo XIII - 29 juni 1886
Evenals echter de hemelsche leer nimmer aan het persoonlijk oordeel en inzicht van particuliere personen werd overgelaten, maar eerst door Jesus werd verkondigd en vervolgens uitsluitend werd toevertrouwd aan het leergezag, waarover gesproken is: evenzoo werd ook de macht om de heilige geheimen te voltrekken en toe te dienen, alsmede de macht om te regeeren en te besturen door God niet aan iederen christen afzonderlijk, maar aan eenige daartoe uitgekozen personen toebedeeld. Enkel van de apostelen en van hun wettige opvolgers gelden Jesus' woorden: "Gaat heel de wereld door en predikt het Evangelie... en doopt hen.... Doet dit tot Mijne gedachtenis .... Wier zonden gij vergeeft, hun worden ze vergeven." Zoo heeft Hij ook alléén de apostelen en hun wettige opvolgers met de taak belast om te wei d en, d.i. bestuursmacht uit te oefenen over alle christenen; juist daarom moeten de christenen aan hen onderdanigheid en gehoorzaamheid betoonen. Al deze functies van het apostelambt heeft Paulus globaal samengevat in het woord: "Men moet ons zonder meer als dienaars van Christus beschouwen en beheerders van Gods geheimenissen." (1 Kor. 4, 1)