Paus Leo XIII - 29 juni 1886
SATIS COGNITUM Over de eenheid van de Kerk |
|||
► | EENHEID TEGENOVER INNERLIJKE VERDEELDHEID (UNITAS ECCLESIAE) | ||
► | DE EENHEID IN GELOOF | ||
► | Bevestiging dezer leer uit den H. Paulus |
Op dit door ons vermelde beginsel, dat God tot instandhouding der eenheid heeft vastgesteld, legt de H. Paulus den nadruk in zijn brief aan de Ephesiërs. Eerst vermaant hij aldaar om de eensgezindheid met grooten ijver te bewaren: "Doet uw best, de eenheid des geestes te bewaren door den band van den vrede." (Ef. 4, 3) En daar er van eensgezinde liefde absoluut geen sprake kan zijn, als daarmee niet gepaard gaat de eenheid van geest door het geloof, daarom wil hij, dat allen slechts één geloof zullen hebben: "Eén Heer, één geloof" (Ef. 4, 5), en wel een geloof zóó volmaakt één, dat alle gevaar voor dwaling is uitgesloten: "Opdat wij niet meer onmondige kinderen zijn, die heen en weer worden geslingerd en voortgestuwd door elke windvlaag van leering, door het bedrog van de menschen, door sluwe verleiding tot dwaling." (Ef. 4, 14) Dan leert hij, dat dit niet maar voor een bepaalden tijd moet onderhouden worden, maar "tot den tijd, dat wij allen komen tot de eenheid des geloofs.... tot de mannenmaat van den volmaakten Christus." (Ef. 4, 13) Maar wáár is nu het beginsel te vinden, waarop Jesus Christus deze eenheid heeft gebouwd, en wáár het middel, waardoor ze wordt in stand gehouden? Het is hierin te vinden, dat "Hij sommigen tot apostelen heeft aangesteld.... anderen tot herders en leeraars, met het doel, om de heiligen tot volmaakte plichtsbetrachting te brengen, om op te bouwen het lichaam van Christus." (Ef. 4, 11-12).