
Paus Leo XIII - 29 juni 1886
SATIS COGNITUM Over de eenheid van de Kerk |
|||
► | EENHEID TEGENOVER INNERLIJKE VERDEELDHEID (UNITAS ECCLESIAE) | ||
► | Christus heeft onder de Zijnen een volmaakte eenheid gewild |
Gaan wij nu verder. Dezelfde Stichter, die slechts één Kerk wilde, wilde die Kerk ook één, nl. in dien zin, dat al haar leden door de nauwste banden zóó innig met elkander zijn verbonden, dat zij maar één volk, één rijk en één lichaam vormen. "Eén lichaam en één geest, zooals gij ook geroepen zijt tot één hoop, die aan uw roeping ontspruit." (Ef. 4, 4).
Toen Jesus Christus den dood nabij was, heeft Hij in Zijn gebed tot den Vader aan Zijn wil in dit opzicht een nieuwe bekrachtiging en hoogere wijding gegeven met de woorden: "Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen, die door hun woord in Mij zullen gelooven.... opdat ook zij in Ons één zijn.... opdat zij volmaakt één zijn." (Joh. 17, 20.21.23).
Hij heeft zelfs gewild, dat deze volgelingen zulk een innigheid van samenhang en zulk een graad van volmaaktheid zou bereiken, dat ze eenigermate een beeld zou zijn van Zijn eigen vereeniging met den Vader: "Ik bid .... dat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in Mij, en Ik in U." (Joh. 17, 21).