
Paus Leo XIII - 10 januari 1890
Jezus Christus is zelf het eerste voorwerp van de bestrijding en de haat van de mensen geweest en Hij heeft voorspeld, dat het niet zou uitblijven, of ook Zijn stichting zou dat eveneens ondervinden. Daarvan zou het gevolg zijn, dat velen belet worden, de zaligheid die Hij voor hen verdiend heeft, feitelijk te verwerven. Hij heeft daarom niet slechts leerlingen willen vormen, maar hen ook in een gemeenschap willen bijeenbrengen en op geschikte wijze samenvoegen tot één lichaam, waarvan Hij het hoofd is: “dit is de Kerk” (Kol. 1, 24). Het leven van Jezus Christus stroomt dus door geheel het organisme van het lichaam, voedt de afzonderlijke ledematen en houdt ze in stand, zorgt, dat hun onderling verband intact blijft en dat zei, al heeft ook ieder lidmaat zijn eigen taak, op een en hetzelfde doel gericht blijven. (Want zoals wij in een lichaam veel ledematen bezitten en niet alle ledematen dezelfde taak verrichten, zo zijn wij allen tezamen een lichaam in Christus, maar onderling zijn wij ieder afzonderlijk ledematen” (Rom. 12, 4-5)) Dit zijn de redenen, waarom de Kerk niet alleen een volmaakte maatschappij is en veel voortreffelijker, dan welke andere maatschappij ook, maar waarom haar ook door haar stichter de plicht is opgelegd, voor de zaligheid van de mensen te strijden “als een in slagorde geschaard leger” (Hoogl. 6, 9). In deze samenstelling en inrichting van de Kerk kan volstrekt geen verandering worden aangebracht en evenmin is het aan iemand, wie dan ook, geoorloofd naar eigen inzicht te leven, of volgens eigen inzicht de strijd te voeren. Want wie niet met Christus en de Kerk verzamelt, verzamelt niet, maar verstrooit en het is de volle waarheid, dat tégen God strijden al degenen, die niet mèt Hem en de Kerk strijden. (Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie niet met Mij verzamelt, verstrooit (Lc. 11, 23))