Hieruit blijkt opnieuw, hoe ongerechtvaardigd die beschuldiging van rebellie is: men onttrekt zich immers niet aan de gehoorzaamheid, die men aan zijn vorst en aan de wetgevers verschuldigd is, maar men weigert slechts die wettelijke bepalingen na te leven, welke niemand het recht heeft vast te stellen. Want zulke wettelijke voorschriften zijn een inbreuk op de rechten van God en daarom onrechtvaardig en alles eerder dan wetten.