
Joseph Kardinaal Ratzinger - 15 oktober 1998
Honderdtwintig jaar na de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Aeterni Patris
Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen
(4 augustus 1879) van Leo XIII (1879) stelt H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) wederom het thema van de verhouding tussen geloof en rede, theologie en filosofie aan de orde. Waarom zou het geloof zich met filosofie moeten bezighouden en waarom kan de rede niet buiten de inbreng van het geloof? De vragen blijven niet onbeantwoord. En het antwoord is niet eenvoudigweg het herhalen van opvattingen die door de overlevering en het leergezag van de Kerk reeds verworven zijn, ook al is het duidelijk dat de in de encycliek ontwikkelde gedachten geheel in de lijn liggen van het geloofsgoed dat de Kerk reeds bezit. Het antwoord vindt men binnen de huidige culturele omstandigheden die, gelet op hun wortels, gekenmerkt worden door twee factoren: de tot het uiterste doorgevoerde scheiding tussen geloof en rede en het elimineren van het probleem van de - absolute en ongeconditioneerde - waarheid uit het culturele onderzoek en het rationele weten van de mens.
Het algemene culturele en filosofische klimaat ontkent de dag van vandaag het vermogen van de menselijke rede de waarheid te kennen en reduceert rationaliteit eenvoudigweg tot haar instrumentele, utilitaristische, functionele, berekenende en sociologische aspecten. Op deze wijze verliest de filosofie haar metafysische dimensie en wordt het model van de menselijke en empirische wetenschappen de parameter en het criterium van rationaliteit.
De gevolgen hiervan zijn dat enerzijds de wetenschappelijke rede geen tegenstander meer is voor het geloof, omdat zij ervan afziet zich nog te interesseren voor de laatste, definitieve waarheden van het bestaan door haar horizon te beperken tot partiële en empirische kennis. Zo wordt echter alles wat niet valt binnen de vermogens tot controle van de wetenschappelijke rede, uit het bereik van de rede verbannen en ligt de weg open voor een nieuwe vorm van fideïsme. Als het enige soort "rede" dat van de wetenschappelijke rede is, dan wordt het geloof van welke vorm van rationaliteit en intelligibiliteit dan ook beroofd en is het bestemd om te vluchten in een niet nader te bepalen symbolisme of in irrationeel sentiment. Anderzijds is het feit dat de rede afziet van de aanspraak op de kennis van de waarheid in eerste aanzet ook een keuze van filosofische aard. Wanneer de rede zich onttrekt aan het probleem van de waarheid, dan betekent dat een wijken voor een bepaalde filosofische cultuur die de metafysica uitsluit vanwege de verabsolutering van het paradigma van de wetenschappelijke of historische rede. Het gevolg van deze capitulatie is slechts ogenschijnlijk onschadelijk voor het geloof, dat beperkt wordt tot een in zich gesloten cirkel, afgezonderd in subjectivisme en intimistische privatisering, niet meer in staat zich aan anderen mee te delen noch zich te laten gelden op cultureel en rationeel vlak.
Indien de rede zich in een zwakke positie bevindt, dan volgt daaruit een culturele visie op mens en wereld van het relativistische en pragmatistische type, waarin "alles wordt gereduceerd tot een mening" en men zich tevreden stelt met alleen maar "gedeeltelijke en voorlopige waarheden". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 5