Joseph Kardinaal Ratzinger - 15 oktober 1998
Het thema van de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) over de verhouding tussen geloof en rede zou op het eerste gezicht uitermate intellectueel kunnen lijken, een onderwerp dat voorbehouden is aan vaklui: theologen, filosofen of geleerden. De encycliek is zeker direct gericht, niet alleen tot de bisschoppen van de katholieke Kerk, maar ook tot theologen, filosofen, mensen met een bepaalde cultuur. Maar zij ondervraagt alle mensen, in zoverre in iedere mens het verlangen huist de waarheid te kennen en een antwoord te vinden op de fundamentele vragen omtrent het bestaan: "Wie ben ik? Waar kom ik vandaan en waar ga ik heen? Wat is de zin van de aanwezigheid van het kwaad, het lijden, de dood? Wat zal er na dit leven zijn?". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 1
In de eerste zin van de encycliek ligt al de reden van dit document vervat:
"Geloof en rede zijn als de twee vleugels waarmee de menselijke geest zich verheft om de waarheid te aanschouwen". Het centrale probleem van de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) is immers het probleem van de waarheid, dat echter niet een van de zovele ingewikkelde problemen is die de mens onder ogen moet zien, maar het fundamentele, niet te elimineren probleem van alle tijden en periodes in het leven en de geschiedenis van de mensheid.
De waarheid is samen met de liefde het fundamentele bestanddeel van de christelijke openbaring. De universaliteit van het christendom volgt uit het feit dat het aanspraak maakt op de waarheid, en deze verdwijnt als de overtuiging verdwijnt dat het geloof de waarheid is. De waarheid geldt echter voor allen en daarom geldt het christendom voor allen, omdat het waar is. Hierop is de reden van en de plicht van de Kerk tot missionering gebaseerd: als de menselijke rede de waarheid verlangt te kennen, als de mens voor de waarheid geschapen is, dan doet de christelijke boodschap een beroep op de rede, zich hiervoor open te stellen om in het hart van de mens binnen te treden. Er kan dus geen tegenstelling, of scheiding zijn tussen christelijk geloof en menselijk rede, zij kunnen geen vreemden voor elkaar zijn, omdat zij, ook al zijn zij verschillend, verenigd worden door de waarheid, beide een eigen rol vervullen ten dienste van de waarheid, beide hun oorspronkelijk fundament vinden in de waarheid.
In deze bijdrage van mij zal ik mij ertoe beperken in het kort de context, de originaliteit en de actualiteit van de encycliek naar voren te brengen, zonder een analyse van haar onderdelen te maken, ook omdat het niet past binnen het kader van de concrete mogelijkheden van deze presentatie.
Honderdtwintig jaar na de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Aeterni Patris
Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen
(4 augustus 1879) van Leo XIII (1879) stelt H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) wederom het thema van de verhouding tussen geloof en rede, theologie en filosofie aan de orde. Waarom zou het geloof zich met filosofie moeten bezighouden en waarom kan de rede niet buiten de inbreng van het geloof? De vragen blijven niet onbeantwoord. En het antwoord is niet eenvoudigweg het herhalen van opvattingen die door de overlevering en het leergezag van de Kerk reeds verworven zijn, ook al is het duidelijk dat de in de encycliek ontwikkelde gedachten geheel in de lijn liggen van het geloofsgoed dat de Kerk reeds bezit. Het antwoord vindt men binnen de huidige culturele omstandigheden die, gelet op hun wortels, gekenmerkt worden door twee factoren: de tot het uiterste doorgevoerde scheiding tussen geloof en rede en het elimineren van het probleem van de - absolute en ongeconditioneerde - waarheid uit het culturele onderzoek en het rationele weten van de mens.
Het algemene culturele en filosofische klimaat ontkent de dag van vandaag het vermogen van de menselijke rede de waarheid te kennen en reduceert rationaliteit eenvoudigweg tot haar instrumentele, utilitaristische, functionele, berekenende en sociologische aspecten. Op deze wijze verliest de filosofie haar metafysische dimensie en wordt het model van de menselijke en empirische wetenschappen de parameter en het criterium van rationaliteit.
De gevolgen hiervan zijn dat enerzijds de wetenschappelijke rede geen tegenstander meer is voor het geloof, omdat zij ervan afziet zich nog te interesseren voor de laatste, definitieve waarheden van het bestaan door haar horizon te beperken tot partiële en empirische kennis. Zo wordt echter alles wat niet valt binnen de vermogens tot controle van de wetenschappelijke rede, uit het bereik van de rede verbannen en ligt de weg open voor een nieuwe vorm van fideïsme. Als het enige soort "rede" dat van de wetenschappelijke rede is, dan wordt het geloof van welke vorm van rationaliteit en intelligibiliteit dan ook beroofd en is het bestemd om te vluchten in een niet nader te bepalen symbolisme of in irrationeel sentiment. Anderzijds is het feit dat de rede afziet van de aanspraak op de kennis van de waarheid in eerste aanzet ook een keuze van filosofische aard. Wanneer de rede zich onttrekt aan het probleem van de waarheid, dan betekent dat een wijken voor een bepaalde filosofische cultuur die de metafysica uitsluit vanwege de verabsolutering van het paradigma van de wetenschappelijke of historische rede. Het gevolg van deze capitulatie is slechts ogenschijnlijk onschadelijk voor het geloof, dat beperkt wordt tot een in zich gesloten cirkel, afgezonderd in subjectivisme en intimistische privatisering, niet meer in staat zich aan anderen mee te delen noch zich te laten gelden op cultureel en rationeel vlak.
Indien de rede zich in een zwakke positie bevindt, dan volgt daaruit een culturele visie op mens en wereld van het relativistische en pragmatistische type, waarin "alles wordt gereduceerd tot een mening" en men zich tevreden stelt met alleen maar "gedeeltelijke en voorlopige waarheden". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 5
De boodschap van de encycliek is een reactie op deze culturele situatie.
Zij brengt met kracht en overtuiging opnieuw het vermogen van de rede naar voren om God te kennen en in overeenstemming met de beperkte natuur van de mens tot de fundamentele waarheden van het bestaan te komen: het geestelijk karakter en de onsterfelijkheid van de ziel, het vermogen goed te doen en de morele natuurwet te volgen, de mogelijkheid ware oordelen te formuleren, de bevestiging van de vrijheid van de mens ... Tegelijkertijd bevestigt zij dat een dergelijk metafysisch vermogen van de rede een noodzakelijk gegeven is van het geloof, en wel zo dat een geloofsopvatting die zou pretenderen zich te ontwikkelen op een wijze die d.': rede vreemd is of ervoor in de plaats komt, ook als geloof gebrekkig zou zijn.
Verder mengt de Paus zich ten volle in de dialoog tussen de intellectuelen van onze tijd en stelt hij een serieuze vraag die een even serieuze reflectie en discussie op gang moet brengen: Waarom wil de rede zichzelf verhinderen naar de waarheid te streven, terwijl zij op grond van haar natuur erop gericht is tot deze waarheid te komen? Hier wordt het duidelijk dat er, om het vermogen van de rede te ondersteunen om tot de waarheid over God, zichzelf en de wereld te komen, een filosofie nodig is die de metafysische dimensie van de werkelijkheid begripsmatig kan vatten; anders gezegd, er is een filosofie nodig die openstaat voor de fundamentele vragen van het bestaan, voor de volledigheid en de totaliteit van de werkelijkheid zonder zich op grond van vooroordelen af te sluiten voor wat dan ook en zonder beperkende opvattingen vooraf.
Het christelijk geloof is derhalve enerzijds verplicht zich te verzetten tegen die filosofieën en theorieën die de aangeboren houding van de mens om de metafysische waarheid van de dingen te kennen uitsluiten (positivisme, materialisme, sciëntisme, historicisme, problematicisme, relativisme, nihilisme). Anderzijds behoedt het geloof door de mogelijkheid van een metafysische en rationele reflectie die haar onafhankelijkheid bewaart in de methode van onderzoek en haar eigen aard te verdedigen, de waardigheid van de mens en geeft de filosofie zelf een impuls door haar ertoe aan te zetten zich bezig te houden met en zich te bekommeren om kwesties als de uiteindelijke en diepe zin van het zijn, de mens, de wereld. Immers, de mens uitsluiten van de toegang tot de waarheid is de wortel van alle vervreemding. In deze zin sluit H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) aan bij de eerste, programmatische encycliek van Johannes Paulus II, H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979): de Kerk kan niet onverschillig blijven voor al wat het menselijk hart doet kloppen, dit wil zeggen al zijn onrust, al zijn ondernemingen en verwachtingen: "Het zoeken naar de waarheid, de onverzadigbare behoefte aan het goede, de honger naar vrijheid, de nostalgie naar het schone, de stem van het geweten". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 18
Doel van H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) is de hedendaagse mens weer vertrouwen te geven in de mogelijkheid een zeker antwoord te vinden op zijn onrust en morele eisen; de encycliek nodigt het menselijk geweten uit het probleem onder ogen te zien van het fundament van het bestaan en het leven en de waarheid van God te erkennen als waarheidsbeginsel van de persoon en de hele wereld.
Dat wil niet zeggen dat de Kerk een bepaalde filosofische school wil opdringen of een bepaald filosofisch of metafysisch systeem tot alleenzaligmakend wil verklaren. De encycliek is op dit punt zeer helder. Het betekent echter wel dat de christelijke leer de bevestiging vereist van een recta ratio (een juiste filosofische rede) die, ook al vereenzelvigt zij zich niet met een bijzondere filosofische waarheid, de wezenlijke kern en de onwrikbare uitgangspunten tot uitdrukking brengt van de rationele waarheid van het zijn, het kennen, het moreel handelen van de mens, die om zo te zeggen aan de pluraliteit van de verschillende filosofieën en culturen voorafgaan en het criterium vormen voor een oordeel over de verschillende uitspraken van de filosofische systemen.
Men begrijpt derhalve het belang van de oproep die de encycliek richt tot theologen en (gelovige en niet-gelovige) filosofen. Bijzonder origineel is de opmerking dat de christelijke openbaring zelf aanknopings- en vergelijkingspunt is tussen filosofie en geloof. Wanneer de paus de huidige eisen en opdrachten schetst (hoofdstuk VII), geeft hij de "weg van het weten" aan als de belangrijkste weg om te komen tot de definitieve antwoorden op het probleem van de zin van het bestaan: hij herinnert de theologen eraan dat de theologie zonder een gezonde filosofie gedoemd is te bezwijken voor de vormen van postmodernistisch denken die ervan afgezien hebben te denken over het waarheidsprobleem, en hij nodigt de filosofen uit in het voetspoor van een eeuwig geldende traditie weer te komen tot de dimensies van een ook metafysische wijsheid en waarheid.
Tenslotte is de encycliek een antwoord op de bijzonder belangrijke culturele uitdaging die door de actualiteit van onze tijd gesteld wordt: het betreft de zin van de vrijheid. "Waarheid en vrijheid dienen ofwel samen te gaan of zij gaan samen ellendig ten onder". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 90 Dat is, als men wil, de laatste dringende eis die uit de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) naar voren komt.
In onze tijd is de idee van de vrijheid tot volle wasdom gekomen, en wel zo dat deze vrijheid opgevat wordt als absolute autonomie en men niet ziet, hoe het mogelijk is deze te verbinden met het idee van de absolute en ongeconditioneerde waarheid. Het belangrijkste gevolg hiervan is de wijdverbreide mening dat het alleen mogelijk en legitiem is te zoeken naar een gemeenschappelijk gebied of platform waar ethische of algemeen menselijke waarden bepaald worden, waaromheen dan een consensus geconstrueerd moet worden. Een mogelijke consensus wordt het begin en het doel van de culturele, filosofische reflectie en de dialoog; dus niet de instemming van of het zoeken naar de waarheid, maar de algemene consensus die men realistisch kan bereiken en die: de vrijheid van allen en ieder individu respecteert, vormt het doel van de reflectie en de culturele en sociale positiebepaling.
H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) gaat boven deze onderdrukking en beperking van de rede en de vrijheid uit en brengt daarentegen een onlosmakelijke band tussen waarheid en vrijheid naar voren. De vrijheid is niet eenvoudigweg een vermogen om onverschillige of uitwisselbare keuzes tot stand te brengen, maar zij is gericht op de volheid, het volmaakte leven dat de persoon moet verwerven door zijn vrijheid te gebruiken, maar dan wel op de juiste wijze (recta ratio).
Vrijheid vindt haar zin, en derhalve haar waarheid, door zichzelf te richten op haar eigen doel in overeenstemming met de natuur van de menselijke persoon. Derhalve heeft de vrijheid een onlosmakelijke band met de waarheid van de mens, die geschapen is naar het beeld van God; zij bestaat vooral in het beminnen van God en de naaste.
Er bestaat dus een correlatie tussen liefde en waarheid. De liefde tot God en de naaste kan alleen maar consistentie hebben als zij bestaat in een diepe liefde voor de waarheid van God en de naaste. Wat meer is, de ware liefde tot de mens bestaat erin hem datgene te willen geven waaraan hij het meest behoefte heeft: kennis en waarheid. Ziedaar waarom de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Fides et Ratio
Over de verhouding van Geloof en Rede
(14 september 1998) actueel is, van een diepgaande actualiteit, niet een oppervlakkige overeenkomstig de geldende mode: zij is actueel, omdat zij laat zien dat het geloof als het aanvaarden van de waarheid van God die Zich openbaart in Jezus Christus, niet een bedreiging is noch voor de rede noch voor de vrijheid. Het geloof beschermt de rede, omdat het een mens die vragen stelt en onderzoekt, nodig heeft. Vragen stellen is geen belemmering voor het geloof, maar wel een houding van een zich afsluiten die geen vragen wil stellen en de waarheid beschouwt als iets onbereikbaars of iets dat niet de moeite waard is om ernaar te streven. Het geloof heeft geen destructieve uitwerking op de rede, het bewaakt haar en door zo te handelen blijft het trouw aan zichzelf.
Op dezelfde wijze beschermt het geloof ook de vrijheid, omdat de mens, als hem eenmaal de waarheid ontnomen is, ofwel steeds meer gebracht wordt tot een destructieve wil om de vrijheid van anderen te onderdrukken of tot de wanhoop van de eenzaamheid. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 70 De vrijheid kan - en dit is de boodschap van Johannes Paulus II - alleen maar bereikt en gegarandeerd worden als de weg naar de waarheid voor allen en overal altijd geopend en toegankelijk blijft.