H. Paus Paulus VI - 24 mei 1978
Meneer de voorzitter,
heren vertegenwoordigers van de lidstaten van de Verenigde Naties,
Bij gelegenheid van de buitengewone zitting Deze boodschap werd op 7 juni 1978 door mgr. Agostino Casaroli, secretaris van de Raad voor de openbare zaken van de Kerk, voorgelezen op de speciale zitting van de Verenigde Naties te New York. welke de algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft besloten te wijden aan het ontwapeningsprobleem, bestaat er een wijdverspreide verwachting waarvan wij de weerklank hebben ontvangen. Heeft de Heilige Stoel niet iets te zeggen over een onderwerp dat zo brandend actueel is en van zo vitaal belang voor de toekomst van de wereld? Zonder lid te zijn van uw organisatie volgt de Heilige Stoel met de grootste aandacht en met een diepe sympathie de veelvuldige activiteiten ervan en deelt de bezorgdheden en de edelmoedige bedoelingen. Wij kunnen voor een dergelijke verwachting niet ongevoelig blijven. Wij grijpen derhalve heel graag de ons geboden mogelijkheid aan nogmaals ons woord tot de algemene vergadering van de Verenigde Naties te richten zoals wij de eer hebben gehad dit H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
(4 oktober 1965). Deze gelegenheid is immers absoluut uitzonderlijk in het leven van uw organisatie en voor de mensheid in haar geheel.
Wij komen tot u als vertegenwoordiger van een Kerk die in haar schoot verscheidene honderd miljoenen mensen verenigt verdeeld over alle werelddelen, maar tegelijk in het bewustzijn stem te geven aan de verlangens en verwachtingen van andere honderd miljoenen mensen, Christenen en niet-Christenen, gelovigen en niet-gelovigen; Wij zouden hen willen verzamelen als in een onmetelijk koor dat zich verheft tot God en tot degenen die van God de verantwoordelijkheid hebben ontvangen voor het lot van de naties.
Ons woord is ook een woord van begrip. Wij kennen de uitzonderlijke moeilijkheden welke u onder ogen moet zien en wij geven ons heel goed rekenschap van het gewicht van uw verantwoordelijkheden, maar wij hebben vertrouwen in de ernst en de oprechtheid van uw inzet. Ons woord wil vooral - als u het ons toestaat - een woord van bemoediging zijn.
De wil tot vrede is ook de edele en diepe beweegreden die u naar deze vergadering heeft gebracht. Maar in het oog van staatslieden dient het ontwapeningsprobleem zich onder een veel uitgesprokener en ingewikkelde vorm aan.
Geconfronteerd met de situatie zoals ze is, vraagt de staatsman zich niet zonder reden af, of het juist is en of het mogelijk is aan de leden van de internationale gemeenschap niet het recht toe te kennen zelf in hun gewettigde verdediging te voorzien, en derhalve de nodige middelen tot een dergelijk doel aan te schaffen. En sterk is de verleiding zich af te vragen of de best mogelijke bescherming van de vrede in werkelijkheid niet fundamenteel gewaarborgd blijft door het oude systeem van het machtsevenwicht tussen de verschillende staten of groepen van staten. Een ontwapende vrede is altijd aan gevaar blootgesteld; haar zwakheid is zelfs een prikkel haar aan te vallen.
Tegen deze achtergrond - zo wordt gezegd - zal men naast elkaar krachten kunnen en moeten ontwikkelen die enerzijds streven naar het perfectioneren van de methoden en organismen bestemd om conflicten en geschillen te voorkomen en vreedzaam op te lossen; en anderzijds de oorlogen die men niet kan vermijden minder onmenselijk te maken.
Tegelijkertijd zal men kunnen en moeten trachten de oorlogsarsenalen wederzijds te verminderen op een wijze welke het bestaande evenwicht niet verbreekt, door de verleiding z'n toevlucht tot wapens te nemen geheel te verzwakken en de enorme militaire begrotingen te verminderen.
Dat lijkt de weg van de politieke werkelijkheidszin te zijn. Zij beroept zich op verstand en ervaring. Daarvan uit te gaan blijkt in de ogen van een groot aantal een nutteloze en zelfs gevaarlijke poging.
De innerlijke logica van het streven naar machtsevenwicht drijft ieder van de tegenstanders voort te trachten zich van een bepaalde speelruimte aan superioriteit te verzekeren, uit vrees in een netelige situatie te geraken. Deze logica verbonden met de duizelingwekkende vooruitgang van de mensheid op de terreinen van wetenschap en techniek heeft tot de ontdekking geleid van altijd meer met drogredenen omkleden en machtige vernietigingswerktuigen, Zij zijn ertoe gekomen zich op te hopen en hebben krachtens een bijna automatisch proces de neiging zich zonder ophouden te vermenigvuldigen in een voortdurende zowel kwantitatieve als kwalitatieve escalatie met een ontzaglijke besteding van mensen en middelen, tot vandaag een potentiële omvang is bereikt die in staat is alle leven op de planeet te vernietigen. De ontwikkelingen van de kernbewapening vormen een speciaal, ongetwijfeld het meest kenmerkende en meest indrukwekkende, hoofdstuk van 'dit streven naar veiligheid door het evenwicht van macht en vrees. Maar kan men dan ook de gerealiseerde en nog te realiseren 'vooruitgang' vergeten, helaas! "til de sector, van· de andere wapens voor massavernietiging of die in staat zijn bijzonder schadelijke gevolgen te veroorzaken, wapens waarvan men zeggen kan dat ze in zichzelf het karakter meedragen te moeten worden 'ontraden'.
Maar als 'het angstevenwicht' voor enige tijd. heeft kunnen dienen en nog kan dienen om het ergste te vermijden, zou de gedachte dat ook de bewapeningswedloop zich onbeperkt zou kunnen voortzetten zonder een ramp op te roepen, een tragische illusie zijn.
De redenering betreft ongetwijfeld, minsten onmiddellijk, vooral de grote mogendheden en de landen die een blok met hen vormen, maar het zou heel moeilijk zijn als de andere landen zich hier niet bij betrokken zouden kunnen voelen.
De mensheid is daarom verplicht tot zichzelf te keren en zich af te vragen of ze bezig is met vooruit te gaan of eerder met zich naar beneden te storten; zich af te vragen vooral of het uitgangspunt niet grondig verkeerd is en niet radicaal gewijzigd zou moeten worden.
De redenen tot een dergelijke verandering of het nu redenen zijn van morele orde, veiligheid of van particulier en algemeen belang - ontbreken zeker niet.
Maar is het mogelijk een vervanging te vinden - hoe weinig zeker en hoe duur die ook is - voor de veiligheid welke ieder zich tracht te verzekeren door de middelen voor zijn eigen verdediging te produceren?
Het ontwapeningsprobleem is in wezen een probleem van wederzijds vertrouwen. Het zou derhalve voor een groot deel ijdel zijn mogelijke oplossingen te zoeken voor de technische aspecten van de ontwapening, wanneer men er niet in slaagt de situatie die tot voedingsbodem dient .voor de verspreiding van de bewapening, in de wortel te genezen.
Zelfs de angst voor nieuwe wapens loopt het gevaar ondoeltreffend te worden in de mate er geen waarborgen zijn om langs andere wegen de veiligheid van de staten en de oplossing van de problemen die zich op voor hen vitale punten kunnen voordoen, onder ogen te zien. Het is dus onvermijdelijk, indien men - zoals zich dat opdringt - wezenlijke stappen wil doen op de weg van de ontwapening, het middel te vinden om 'het angstevenwicht' te vervangen door 'het evenwicht van vertrouwen'. Maar is dat praktisch mogelijk? En in welke mate? Een stap bestaat ongetwijfeld in het streven met goed vertrouwen en goede wil de atmosfeer en de werkelijkheid van de internationale betrekkingen te verbeteren, vooral tussen de grote mogendheden en de blokken van staten. Op die manier zouden de angst en de achterdocht die hen vandaag verdelen, verminderd kunnen worden en zal het hun gemakkelijker zijn te geloven in de werkelijke wil van wederkerige vrede. Het gaat om een langdurige en ingewikkelde inspanning, maar die wij met al onze kracht zouden willen aanmoedigen. De ontspanning van haar waarachtige betekenis verstaan, dat wil zeggen gegrond op een beproefde wil van wederzijds respect., brengt het op gang brengen van een werkelijk ontwapeningsproces in de vereiste gesteldheid. Op hun beurt helpen evenwichtige en gepast gecontroleerde ontwapeningsmaatregelen de ontspanning vooruit te gaan en sterker te worden.
De internationale situatie is evenwel te zeer blootgesteld aan de altijd mogelijke veranderingen en grillen van tragisch vrije wilsbeschikkingen. Een hecht internationaal vertrouwen veronderstelt dan ook objectief geschikte structuren om de veiligheid en het respect of de erkenning van het goed recht van allen tegen de altijd, mogelijke kwaadwilligheid op vreedzame. wijze te waarborgen; anders gezegd, dat veronderstelt een internationale orde die in staat is aan allen te geven wat ieder vandaag door het bezit en de bedreiging van wapens tracht te waarborgen, als het al niet door hun gebruik is.
Maar loopt men zo niet het gevaar bij een utopie uit te komen?
Wij menen beslist te kunnen en te moeten antwoorden: neen. Het gaat inderdaad om een uiterst moeilijke taak, maar die niet onuitvoerbaar is voor het doorzettingsvermogen en de wijsheid van mensen die zich van hun eigen verantwoordelijkheden voor de mensheid en de geschiedenis bewust zijn: vooral voor God. Dat betekent de noodzaak van een hoger religieus geweten. Zelfs zij die zich niet op God beroepen kunnen en moeten de fundamentele eisen van de morele wet erkennen welke God in· het diepst van· het mensenhart heeft gegrift en welke hun wederzijdse betrekkingen moet regelen op basis van waarheid, rechtvaardigheid en liefde.
Nu de horizonten van de mensheid zich uitermate verruimen tot die van de grenzen van onze planeet weigeren wij te geloven, dat de mens met een dusdanig plichtsbesef bezield, niet in staat .zou zijn de demon van de oorlog die hen dreigt te vernietigen, uit te drijven, ook als dat ontzaglijke inspanningen van hem vraagt en een verstandige afstand van de oude opvattingen die de volkeren en naties tegenover elkaar blijven opstellen.
Terwijl wij het onze doen en voor u opnieuw het verlangen en de angsten van een mensheid tot uitdrukking brengen die naar vrede verlangt en daar behoefte aan heeft, zijn wij ons ervan bewust, dat de weg die naar de komst van een nieuwe internationale orde moet leiden die in staat is de oorlogen en hun oorzaken uit te sluiten, en bijgevolg de wapens overbodig te maken, in ieder geval niet even kort zal kunnen zijn als wij het zouden willen.
Het zal dus onvermijdelijk zijn ondertussen - vooruitstrevend, maar tegelijk bijna ongeduldig; evenwichtig maar moedig - een strategie van de vrede en de ontwapening te bestuderen en te bevorderen met de blik en de wil gevestigd op het uiteindelijke doel van een algemene en volledige ontwapening.
Wij hebben geen bevoegdheid of gezag om u de methoden en mechanismen van een dergelijke strategie aan te geven die in ieder geval het organiseren veronderstelt van vaste en doelmatige internationale controlesystemen. Wij geloven echter dat er een gemeenschappelijke overeenstemming met u bestaat over de noodzaak enige prioriteiten vast te stellen in de bedoelde poging de bewapeningswedloop te stoppen en het gewicht van de bestaande wapens te verminderen.
Maar de verwoestingen en het lijden die ze voor de bevolkingen veroorzaken die er de slachtoffers van zijn, zijn niet minder dan die welke op een heel andere schaal door een algemeen conflict zouden worden opgeroepen. Bovendien kan de verhoging van de bewapeningsbegrotingen de economie van landen die altijd nog in ontwikkeling zijn verstikken. Nog afgezien overigens van het gevaar dat in een voortaan klein geworden wereld waarin de verschillende belangen elkaar raken en botsen, een plaatselijk conflict langzamerhand veel meer grote branden teweeg zou kunnen brengen
De bewapeningswedloop is een voorwerp van aanstoot; het uitzicht op ontwapening is een grote verwachting. De aanstoot betreft de schreeuwende wanverhouding tussen de middelen aan geld en intellect gewijd aan de dienst van de dood en die welke aan de dienst van het leven zijn gewijd. De hoop is dat, terwijl de militaire uitgaven verminderen, een wezenlijk deel van de onmetelijke hulpbronnen welke zij nu verslinden in een groot project van wereldontwikkeling zouden kunnen worden gebruikt.
Wij voelen de aanstoot diep mee, wij maken de hoop tot de onze.
In dezelfde ruimte die u vandaag samen brengt, was het ons toegestaan op 4 oktober 1965 H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
(4 oktober 1965) te hernieuwen welke wij aan alle staten richtten bij gelegenheid van onze reis naar Bombay in de maand december van het jaar daarvoor, 'ten minste een deel van de economie ten voordele van de ontwikkelingslanden te besteden hetgeen gerealiseerd kan worden dankzij de vermindering van de bewapening'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965), 5
Wij herhalen deze oproep met nog meer kracht en aan:' drang, en nodigen alle landen uit tot de bestudering en in werking stelling van een organisch plan in het kader van de programma's voor de strijd tegen de ongelijkheden, de onderontwikkeling, de honger, de ziekte en het analfabetisme. De rechtvaardigheid vereist het; het algemeen belang beveelt het aan. Want de vooruitgang van ieder van de leden van de grote mensenfamilie zal aan de vooruitgang van allen ten goede komen en zal dienen om de vrede steviger te vestigen.
Ontwapening, nieuwe wereldorde, ontwikkeling: drie onafscheidelijk verbonden opdrachten en die wezenlijk een vernieuwing van de openbare mentaliteit veronderstellen.
Wij kennen en wij begrijpen de moeilijkheden die deze opdrachten opleveren. Maar wij willen en wij moeten een krachtig beroep doen op uw geweten als mensen die verantwoordelijk zijn voor de bestemming van de mensheid, krachtig herinneren aan de zeer ernstige beweegredenen waarom het middel gevonden moet worden deze moeilijkheden te overwinnen. Wij scheiden niet van u zonder de grondslagen te hebben gelegd en de onontbeerlijke aanzet te hebben gegeven voor de oplossing van het probleem waarvoor u hier bijeen bent. Morgen zou het te laat kunnen zijn.
Maar u vraagt zich af welke bijdrage de Heilige Stoel kan en wil leveren aan deze ontzaglijke gezamenlijke inspanning voor de ontwapening en voor de vrede? De vraag is gewettigd. Zij plaatst ons op onze beurt voor onze verantwoordelijkheden waartegenover onze middelen onderdoen voor onze wil.
De Heilige Stoel is geen mogendheid en heeft geen politieke macht meer. In een plechtig verdrag heeft hij verklaart, dat 'hij wil en zal blijven buiten de geschillen tussen de staten en de internationale congressen die tot dit doel zijn samengeroepen, tenzij de tegenover elkaar staande partijen een gezamenlijk beroep zouden doen op zijn vredesmissie, terwijl hij zich voorbehoudt op alle manieren zijn moreel en. geestelijk gezag te doen gelden'. Verdrag van Lateranen, artikel 24
Terwijl wij dus uw problemen delen en ons van uw moeilijkheden bewust zijn en sterk van onze zwakheid, zeggen wij u met grote eenvoud: wanneer u ooit meent, dat de Heilige Stoel zou kunnen helpen de belemmeringen die de weg van de vrede versperren, te overwinnen, zal hij zich niet verschuilen achter het argument van zijn 'tijdloze' aard, zal hij zich niet onttrekken aan de verantwoordelijkheden welke de gewenste en gevraagde tussenkomsten zouden kunnen brengen, zozeer waardeert de Heilige Stoel de vrede, zozeer heeft hij de vrede lief! Op alle manieren zullen wij heel luid onvermoeibaar en zonder ons te laten ontmoedigen de plicht van de vrede verkondigen de beginselen die er het dynamisme, de middelen om haar te veroveren en haar te verdedigen, van regelen, terwijl zij in een gezamenlijk akkoord afzien van de wapens die haar dreigen te doden, terwijl zij voorgeven haar te dienen.
Daar wij de macht kennen van een publieke opinie welke door sterke overtuigingen van in het geweten gewortelde idealen wordt gevoed, zullen wij doorgaan mee te werken om de nieuwe mensheid met kracht tot vrede op te voeden; eraan te herinneren dat er geen ontwapening van wapens zal zijn, als er geen ontwapening van de geesten is.
Wij zullen voor de vrede blijven bidden.
Zij is de vrucht van de goede wil van de mensen, maar zij blijft voortdurend blootgesteld aan gevaren welke de goede wil niet altijd vermag te beheersen. Daarom is de vrede voor de mensheid altijd vooral een gave van God gebleken. Wij zullen Hem vragen: geef ons de vrede! En wij zullen Hem vragen uw werkzaamheden te leiden, opdat hun onmiddellijke en toekomstige resultaten de verwachting van de volkeren niet teleur zou mogen stellen.
Uit het Vaticaan, 24 mei 1978.