H. Paus Johannes Paulus II - 27 januari 1997
I am pleased to meet you at this annual gathering, which expresses and strengthens the close ties between your work and my apostolic ministry. I cordially greet each of you, the prelate auditors, officials and all who serve in the Tribunal of the Roman Rota, members of the Studio Rotale and rotal advocates. I particularly thank Monsignor Dean for your kind words to me and for the remarks you have just made so succinctly.
Continuing my custom on these occasions of offering you some reflections on a topic regarding the Church’s law and, in particular, the exercise of the judicial function, I wish to discuss a theme you know well, that of the juridical consequences of the personalist aspects ofmarriage. Without entering into particular problems regarding the various grounds of marital nullity, I will limit myself to recalling a few main points to be kept in mind for a more in-depth study of the topic.
Since the time of the Second Vatican Council, we have been asked what juridical consequences flow from the view of marriage found in the pastoral constitution 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965). In fact, the new codification of canon law in this area has made ample use of the Council’s vision, while avoiding some extreme interpretations which, for example, have considered the “intima communitas vitæ et amoris coniugalis” (intimate sharing of married life and love) 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48 as a reality that does not involve a “vinculum sacrum” (sacred bond) 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48 with a specific juridical dimension.
In the 1983 Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) formulations taken from the Council, such as that concerning the object of consent Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1057. §2, and that regarding the twofold natural ordering of marriage Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1055. §1, in which the persons entering marriage are themselves given explicit prominence, are harmoniously blended with principles of traditional teaching, such as the “favor matrimonii” [marriage enjoys the favor of the law]. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1060 Nevertheless, there still exist symptoms which show a tendency to oppose the personalist aspects to those more properly juridical, without the possibility of a harmonious synthesis: thus, on the one hand, the concept of marriage as a reciprocal gift of the persons would seem to justify a vague doctrinal and jurisprudential tendency to broaden the requirements for capacity or psychological maturity and for the freedom and awareness necessary to contract marriage validly; on the other hand, certain applications of this tendency, by bringing out its inherent ambiguities, are rightly perceived as conflicting with the principle of indissolubility, no less firmly stressed by the magisterium.
To deal with the problem in a clear and balanced way, it is necessary to bear in mind the principle that juridical significance is not juxtaposed as something foreign to the interpersonal reality of marriage, but constitutes a truly intrinsic dimension of it. Relations between the spouses, in fact, like those between parents and children, are constitutively relations of justice, and for that reason have in themselves juridical significance. Married and parent-child love is not merely an instinctive inclination, nor an arbitrary and reversible choice, but is rather a love that is due. Therefore, putting the person at the center of the civility of love does not exclude the law, but instead demands it, leading to a rediscovery of law as an interpersonal reality and to a vision of juridical institutions that highlights their constitutive link with persons themselves, which is so essential in the case of marriage and the family.
On these subjects the magisterium goes well beyond the mere juridical dimension, but it does keep it constantly in mind. As a result, a preeminent source for understanding and correctly applying canonical marriage law is the Church’s same magisterium, which is responsible for authentically interpreting the word of God concerning this reality (see Dei Verbum, no. 10), including its juridical aspects. The canonical norms are only the juridical expression of an underlying anthropological and theological reality, and we must be in constant touch with this reality if we are to avoid the risk of facile interpretations. The guarantee of certitude, in the structure of the People of God as communion, is offered by the living Magisterium of the Pastors.
Met het oog op het verkrijgen van een echt personalisme, bevestigt het onderricht van de Kerk de mogelijkheid tot samenstelling van het huwelijk als onverbrekelijke band tussen de personen van de echtgenoten zelf, met als doel hun welzijn en dat van de kinderen. Bijgevolg, de opvatting die de huwelijkseenheid in twijfel trekt, leidt tot de ontkenning van het bestaan van het huwelijk telkens als er problemen verschijnen in het gemeenschappelijk leven en is in tegenstelling met een werkelijk personalistische dimensie. Op basis van dergelijk gedrag ontstaat een individualistische cultuur die de tegenstelling is van een echt personalisme. Het individualisme veronderstelt een gebruik van de vrijheid waarbij het subject doet wat hij wil en zelf zijn waarheid bepaalt volgens wat hem behaagt of wat hem nuttig lijkt. Hij staat niet toe dat anderen van hem iets "willen" of eisen in naam van een objectieve waarheid. Hij wil niet aan een ander "geven" daarbij steunend op de waarheid en hij wil geen "belangeloze gave" H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin, Gratissimam sane (2 feb 1994), 14 worden.
Het personalistisch aspect van het christelijk huwelijk omvat de integrale visie van de mens die in het licht van het geloof aanvaardt en bevestigt dat wij met onze natuurlijke krachten kunnen weten. Deze visie wordt gekenmerkt door een gezond realisme om de vrijheid van de persoon te begrijpen die begrensd en geconditioneerd is door zijn menselijke natuur, waarop het gewicht van de menselijke zonde weegt, en anderzijds mag rekenen op de altijd overvloedige hulp van Gods genade. Tot deze visie, eigen aan de christelijke antropologie, behoort eveneens het zich bewust zijn van de noodzaak van het offer, van de aanvaarding van de pijn en van de strijd als noodzakelijke realiteiten om trouw te zijn aan zijn plichten. Daarom, als men de huwelijkszaken behandelt, is het verkeerd de verhouding tussen de echtgenoten als te idealistisch te omschrijven. Dit leidt ertoe dat men de normale moeilijkheden die zich voordoen op de weg van het echtpaar naar volle en wederkerige sentimentele verstandhouding, interpreteert als werkelijke onbekwaamheid om de plichten van het huwelijk te aanvaarden.
Een juiste waardering van de personalistische elementen vereist tevens dat men rekening houdt met het wezen van de persoon en meer concreet met diens huwelijksdimensie m.a.w. met zijn natuurlijke neiging tot het huwelijk. Een personalistische opvatting ondersteund door zuivere subjectiviteit die daarbij de natuur van de menselijke persoon terzijde laat - de term natuur is vanzelfsprekend te verstaan in metafysische zin - leidt tot vele soorten dubbelzinnigheden, namelijk op het canonieke domein. Er bestaat zonder twijfel een essentie van het huwelijk, omschreven in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), die de hele huwelijksdiscipline doordringt, zoals dat geldt voor de begrippen essentiële eigendom, essentieel element, essentiële huwelijksrechten en plichten enz. Deze essentiële realiteit is een mogelijkheid openstaand in principe voor elke man en voor elke vrouw; zij vertegenwoordigt zelfs een echte roeping voor de grote meerderheid van de mensheid. Daaruit volgt dat men, bij het evalueren van de instemmingsbekwaamheid en de instemming zelf - instemming noodzakelijk voor de geldigheid van het huwelijk - niet kan eisen wat onmogelijk is voor de personen in het algemeen. Het gaat niet om een pragmatisch en gemakkelijk minimalisme, maar om een realistische visie van de menselijke persoon, als realiteit in voortdurende groei, geroepen om verantwoordelijke keuzen te maken met zijn initiële mogelijkheden, die hij almaar verrijkt door eigen engagement en met de hulp van de genade.
Zo beschouwd, verschijnen de favor matrimonii Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1060 en het vermoeden van de geldigheid van het huwelijk dat eruit volgt niet alleen als de toepassing van een algemeen rechtsprincipe, maar eveneens als een gevolg dat in totale overeenstemming is met de specifieke realiteit van het huwelijk. Er blijft echter de moeilijke plicht, die u wel kent, om eveneens met de hulp van de menselijke wetenschap de minimumdrempel te bepalen waaronder men niet zou kunnen spreken van bekwaamheid noch van voldoende instemming voor een geldig huwelijk.
All this clearly shows how exacting and demanding is the task entrusted to the Roman Rota. Its skilled jurisprudence not only sees that the defense of the rights of individual christifideles is secured, but at the same time makes a significant contribution to acceptance of God’s plan for the family in the ecclesial and, indirectly, in the entire human community.
Therefore, in expressing my gratitude to you who, directly or indirectly, collaborate in this service and urging you to persevere with renewed responsibility, which is so important for the Church’s life, I cordially impart to you my blessing and gladly extend it to all who work in ecclesiastical tribunals throughout the world.