H. Paus Johannes Paulus II - 4 april 1999
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de basis gelegd voor een vernieuwde betrekking tussen de kerk en de cultuur, met onmiddellijke gevolgen ook voor de wereld van de kunst. Het is een verhouding die wordt voorgesteld in het teken van de vriendschap, het is er een van openheid en van dialoog. In de pastorale Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) hebben de concilievaders het "grote belang" onderstreept van de literatuur en van de kunsten in het leven van de mens: "Zij geven zich namelijk moeite om de eigen aard van de mens, zijn problemen en zijn ervaring bij zijn poging om zichzelf en de wereld te leren kennen en te verbeteren, fijnzinnig te ontleden; zij leggen er zich op toe zijn plaats in de geschiedenis en in de gehele wereld te ontdekken, alsook de ellende en de vreugde, de behoeften en krachten van de mensen in het licht te stellen en als een voorschets te tekenen van een betere toekomst voor de mens." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62
Op deze basis hebben de kerkvaders ter afsluiting van het concilie een groet en een appél aan de kunstenaars geuit: "Deze wereld - hebben ze gezegd - waarin wij leven, heeft behoefte aan schoonheid om niet aan wanhoop ten onder te gaan. Evenals de waarheid brengt de schoonheid vreugde in het hart van de mensen: het is die kostbare vrucht die weerstand biedt aan de tand des tijds, die de generaties verenigt en hen laat delen in de bewondering." 2e Vaticaans Concilie, Overig document, Boodschap aan de kunstenaars (8 dec 1965)
Juist in deze geest van diepe achting voor de schoonheid had de Constitutie over de heilige Liturgie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) de historische vriendschap van de kerk voor de kunst herinnerd en door specifieker te spreken over de sacrale kunst, de "hoogste vorm" van de religieuze kunst, had ze niet geaarzeld om die van de kunstenaars "edele dienst" te noemen wanneer hun werken in staat zijn om op de een of andere manier na te denken over de oneindige schoonheid van God en om de geesten van de mensen tot hem te verheffen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 122. Ook dankzij hun bijdrage wordt "het beeld van God verhelderd, wordt de evangelische prediking voor de geest van de mens meer doorzichtelijk". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62. In het licht hiervan komt de beweging van pater Marie Dominique Chenu niet als een verrassing, die stelt dat het werk van de godsdiensthistoricus onvolledig zou zijn als hij geen aandacht verschuldigd was voor zowel literaire als figuratieve kunstwerken die op hun wijze "niet alleen esthetische illustraties zijn, maar echte theologische 'plaatsen' ". Pater Marie Dominique Chenu, La teologia nel XII secolo, Milaan 1992, 9.