H. Paus Johannes Paulus II - 19 november 1980
Mijn geliefde broeders en zusters op gevorderde leeftijd!
Het vervult mij met een heel bijzondere vreugde, dat ik in het kader van mijn bezoek aan Duitsland u mag ontmoeten tijdens een afzonderlijke gebedsdienst. Ik kom als tot vertrouwde vrienden; ik weet mij immers in mijn bediening juist door uw betrokkenheid, gebeden en offers gedragen. Daarom begroet ik u hier in de dom van onze lieve Vrouw in München met ontroering en dankbaarheid! Een bijzonder woord van dank voor de diepgevoelde welkomstwoorden en voor het gebed waarmee u mij gedurende deze dagen begeleidt! Met u begroet ik al uw leeftijdgenoten in uw vaderland, in het bijzonder hen die via radio en televisie thans met ons verbonden zijn. 'GrüB Gott' (zegene God) u allen, die reeds langer dan ik op de pelgrimstocht van dit leven 'de last van de dag en de brandende hitte hebt gedragen' (Mt. 20, 12), reeds langer dan ik u hebt ingespannen de Heer te ontmoeten en getrouw te dienen, in het groot en in het klein, in vreugde en leed!
De paus buigt eerbiedig het hoofd voor de ouderdom en nodigt allen uit dit met hem te doen. De ouderdom is de bekroning van delevensfasen. Hij brengt de oogst binnen van wat werd geleerd en beleefd, de oogst van wat werd verwezenlijkt en bereikt, de oogst van wat werd geleden en verdragen. Evenals in het slotakkoord van een grootse symfonie komen de hoofdthema's van het leven tot een machtige samenklank. En dit samenklinken verleent wijsheid; - de wijsheid waarom de jonge koning Salomo bidt Vgl. 1 Kon. 3, 9.11 , die voor hem van groter gewicht is dan macht en rijkdom, belangrijker dan schoonheid en gezondheid Vgl. Wijsh. 7, 7.8.10 ; - de wijsheid waarover wij in de leefregels van het Oude Verbond lezen: 'Hoe aantrekkelijk is wijsheid bij oude mensen en doorzicht en goede raad bij mannen van aanzien! Rijke ervaring is de kroon van de oude mensen en de vrees voor de Heer is hun roem' (Sir. 25, 5, v).
De huidige generatie bejaarden, dus u, mijn geliefde broeders en zusters, komt deze erekrans van de wijsheid in het bijzonder toe: Een deel van u heeft in tweewereldoorlogen oneindig veel leed moeten ondergaan en aanschouwen, velen hebben daarbij familieleden, gezondheid, beroep, huis-en geboorteland verloren; u hebt de afgronden van het menselijk hart leren kennen, maar ook het vermogen ervan tot heldhaftige bereidheid om te helpen en tot geloofstrouw en de kracht ervan om opnieuw te beginnen.
De wijsheid verleent afstand, maar niet een afstand die de wereld uit het oog verliest; zij laat de mensen boven de dingen staan, zonder ze te verachten; zij laat ons de wereld met de ogen - en met het hart! - van God zien. Zij laat ons met God 'ja' zeggen, ook op onze begrensdheden, ook op ons verleden - met zijn teleurstellingen, nalatigheden en zonden. Want 'wij weten, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben' (Rom. 8, 28). Uit de verzoenende kracht van 'deze wijsheid bloeien dan op goedheid, geduld, begrip en - dat kostelijke sieraad van de ouderdom: de humor.
U weet zelf het beste, mijn zeer geachte zusters en broeders, dat deze waardevolle oogst van het leven, die de Schepper u heeft toegedacht, geen onaangevochten bezit is. Hij vereist waakzaamheid, zorgvuldigheid, zelfbeheersing, soms ook vastberaden strijd. Anders wordt hij maar al te gemakkelijk aangevreten of vervangen door traagheid, door luimen, door oppervlakkigheid, door heerszucht of zelfs door verbittering. Verliest de moed niet, begint steeds weer opnieuw met de genade van onze Heer, en maakt gebruik van de energiebronnen die Hij u aanbiedt: in het sacrament van het brood en de vergeving, in het woord van de prediking en in de Bijbellezing en in het geestelijke gesprek! Op deze plaats mag ik zeker ook uit uw naam alle priesters van harte danken, die voor de zielzorg aan oude mensen een beslissende plaats inruimen in hun werk en in hun hart. Daarmee bewijzen zij tevens hun gemeenschap als geheel de beste dienst; zij verwerven immers voor haar om zo te zeggen een legerschaar van getrouwe bidders.
Na uw zielzorgers zou ik de priesters onder uw leeftijdgenoten willen toespreken. Mijn geliefde medebroeders! De kerk dankt u voor uw levenswerk in de wijngaard van de Heer. Tot de jongere priesters zegt Jezus in het Johannesevangelie (Joh. 4, 38): 'Anderen hebben gezwoegd en gij plukt van hun zwoegen de vruchten'. Zeer geachte presbyters, steunt ook in de toekomst het streven van de kerk in de priesterlijke dienst van het bidden voor Gods aangezicht - 'ad Deum, qui laetificat iuventutem vestram'! (tot God, die uw jeugd verblijdt) (Ps. 43, 4).
U, broeders en zusters van de oudere generatie, u bent een schat voor de kerk, u bent een zegen voor de wereld! Hoe dikwijls moet u de taak van jonge ouders verlichten, hoe goed kunt u de kleine kinderen inleiden in de geschiedenis van uw familie en van uw geboortestreek, in de sprookjes van uw volk en in de wereld van het geloof! De jongeren gaan met hun problemen dikwijls gemakkelijker naar u dan naar de generatie van hun ouders. Voor uw zonen en dochters bent u in moeilijke uren de waardevolste steun. Met raad en daad werkt u mee in vele commissies, verenigingen en initiatieven van het kerkelijke en burgerlijke leven. U bent een noodzakelijke aanvulling in een wereld die enthousiast is over het élan van de jeugd en over de kracht van de zogenaamde 'beste jaren', in een wereld waar wat men kan tellen zozeer in tel is. U herinnert haar eraan, dat zij verder bouwt op de vlijt van hen die vroeger jong en krachtig waren en dat op zekere dag ook zij hun werk in jongere handen zal leggen. In u wordt zichtbaar dat de zin van het leven niet alleen maar kan bestaan in geld verdienen en geld uitgeven, dat bij alle uiterlijke activiteit tegelijkertijd iets innerlijks tot rijping behoort te komen en bij alle tijdelijks iets eeuwigs - overeenkomstig het woord van de heilige Paulus: 'Al gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag' (2 Kor. 4, 16).
Ja, de ouderdom verdient onze hoogachting, die hoogachting zoals zij in de heilige Schrift oplicht wanneer zij ons Abraham en Sara voor ogen stelt, wanneer zij Simeon en Hanna naar de heilige Familie in de tempel roept, wanneer zij de priesters 'oudsten' noemt Vgl. Hand. 14, 23 Vgl. Hand. 15, 2 Vgl. 1 Tim. 4, 14 Vgl. 1 Tim. 5, 17.19 Vgl. Tit. 1, 5 Vgl. 1 Petr. 5, 1 , wanneer zij de lofprijzing van de ganse schepping samenvat in de aanbidding van de vierentwintig oudsten en wanneer zij tenslotte God zelf aanduidt: 'de hoogbejaarde' (Dan. 7, 9.22).
Kan men een uitbundiger loflied op de waardigheid van de ouderdom zingen? - Maar u zoudt beslist teleurgesteld zijn, mijn geliefde bejaarde toehoorders, wanneer de paus niet zou ingaan op nog een andere zijde van het oud worden; wanneer hij voor u alleen - misschien onverwachte - hulde zou hebben meegebracht, maar de troost schuldig zou blijven. Zoals tot het jaargetijde van de herfst, zoals wij thans meemaken, niet alleen de oogst en de feestelijke pracht van de kleuren behoren, maar ook het kaal worden van de takken en het vallen en uiteen vallen van de bladeren, niet alleen het getemperde, volle licht, maar ook de vochtige, kille nevel, evenzo is de ouderdom niet alleen maar het krachtige slotakkoord of de verzoenende uitkomst van het leven, maar ook een tijd van verwelken, een tijd waarin voor een mens de wereld vreemd, het leven tot last en het lichaam tot een kwelling kan worden. En zo schaart zich naast mijn oproep 'Wordt uw waardigheid gewaar' de andere 'Aanvaardt uw last'.
De last van de ouderdom bestaat voor de meesten in de eerste plaats uit een zekere gebrekkigheid van het lichaam; de zintuigen zijn niet meer zo scherp, de ledematen niet meer zo lenig, de organen worden gevoeliger. Vgl. Pred. 12, 3. v. Wat iemand in zijn jongere jaren in dagen van ziekte meemaakt, dat wordt tijdens de ouderdom dikwijls tot een dagelijkse -en nachtelijke!-metgezel. Van vele activiteiten die iemand lief en dierbaar waren, moet men definitief afzien.
Ook het geheugen kan zijn diensten weigeren: nieuwe informatie wordt niet meer zo gemakkelijk opgenomen en veel oude verbleekt. Daardoor verliest de wereld haar vertrouwdheid; de wereld van de eigen familie met de zo geheel anders geworden levens- en arbeidsomstandigheden van de volwassenen, met de zo veranderde interesses en wijzen van uitdrukken van de jeugd en met de nieuwe leerdoelen en -methoden van de kinderen. Vreemd wordt de geboortestreek met haar groeiende steden, met de toenemende verkeersdichtheid en met het dikwijls van aanblik veranderde landschap. Vreemd wordt de wereld van de economie en de politiek, naamloos en ondoorzichtig wordt de wereld van de maatschappelijke en medische verzorging. En zelfs de levenssfeer die de meeste geborgenheid behoort te geven - de kerk in haar leven en leer - is velen van u in menig opzicht vreemd geworden in haar streven recht te doen aan de eisen van de tijd, aan de verwachtingen en noden van de generaties.
Door deze moeilijk te doorgronden wereld voelt u zich miskend, ja vaak genoeg verstoten. Uw mening, uw medewerking, uw aanwezigheid wordt niet gevraagd - zo ervaart u het en zo is het helaas soms ook werkelijk.
Wat kan de Paus daarop zeggen? Waarmee moet ik u troosten? Ik wil het mij niet te gemakkelijk maken. Ik wil niet luchthartig doen over de kwellingen van de ouderdom, uw gebreken en ziekten, uw hulpeloosheid en vereenzaming. Maar ik zou ze met u in een verzoenend licht willen zien - in het licht van onze Verlosser, 'die voor ons bloed heeft gezweet, die voor ons is gegeseld, die voor ons met doornen is gekroond'. Hij is in de beproevingen van de ouderdom degene die met u mee lijdt en u bent zijn metgezellen op de kruisweg. Geen traan weent u in eenzaamheid en geen enkele weent u tevergeefs. Vgl. Ps. 56, 9 Door lijden heeft Hij het leed verlost en door lijden werkt u mee aan zijn verlossing. Vgl. Kol. 1, 24 Aanvaardt uw lijden als zijn omarming en maakt het tot zegen door het met Hem te aanvaarden uit de hand van de Vader, die in ondoorgrondelijke, maar onbetwijfelbare wijsheid en liefde juist daarin uw volkomenheid bewerkt. In de vuuroven wordt het erts tot goud Vgl. 1 Pt. 1, 7 ; in de wijnpers wordt de druif tot wijn.
In deze geest - die alleen God ons kan geven - wordt het dan ook gemakkelijker, zowel om begrip te hebben voor hen die door nalatigheid, onachtzaamheid, gedachteloosheid onze nood mede veroorzaken, alsook om degenen te vergeven die ons bewust, ja opzettelijk leed aandoen, maar toch nooit helemaal kunnen beseffen hoezeer zij ons pijn doen. Laten wij met de Gekruisigde zeggen: 'Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen!' (Lc. 23, 34). Ook over onszelf is immers dit enige verlossende woord gesproken.
In deze geest - waarom wij in dit uur met elkaar en voor elkaar bidden - worden wij dan ook opmerkzaam en dankbaar voor alle liefdevolle gedachten, woorden en werken die ons elke dag weer ten deel vallen, waaraan wij ons snel wennen en die wij daarom gemakkelijk als vanzelfsprekend beschouwen en over het hoofd zien. Wij vieren vandaag het feest van de heilige Elisabeth, een heilige die uw natie aan de gehele wereld heeft geschonken als symbool van opofferende naastenliefde. Zij is het verheven voorbeeld en de eerbiedwaardige patrones van allen die - hetzij door hun beroep, hetzij als vrijwilligers of in de kring van bekenden en familieleden - de hulpbehoevende medemens dienen en in hem - of zij het weten of niet - Christus ontmoeten. Dat, mijn geliefde bejaarden, is het loon dat u hun geeft, die u zo ongaarne tot last bent. U bent voor hen aanleiding tot ontmoeting met de Heer, de gelegenheid om boven zichzelf uit te groeien en geeft hun door uw liefdevolle houding aandeel in de genoemde vruchten van het leven die God in u laat rijpen. Begraaft daarom niet uw wensen in een schuchter, teleurgesteld hart vol verwijten, maar maakt ze kenbaar in alle vanzelfsprekendheid - overtuigd van uw eigen waardigheid en van het goede in het hart van de ander. En verheugt u over iedere gelegenheid dat koninklijke woord 'dank u' aan te leren, dat opstijgt van alle altaren en dat eenmaal onze eeuwige zaligheid zal vervullen.
En zo mag ik zeker met u tezamen al diegenen danken die zich in de vele kerkelijke, burgerlijke organisaties en overheidsorganisaties, verenigingen en initiatieven, op gemeentelijk of hoger niveau, in wetgeving en bestuur of ook louter particulier voor het welzijn van de oudere generatie inspannen, voor haar welzijn naar lichaam en gemoed, voor vervuld leven en blijvend onderdak in de samenleving. In het bijzonder begroet ik daarbij dat het werken voor bejaarden steeds meer een werken met bejaarden wordt.
En daarmee ben ik weer bij u, mijn bejaarde broeders en zusters, en bij de troost die u van mij verwacht. Een spreekwoord zegt: 'Ben je eenzaam, bezoek dan iemand die nog eenzamer is dan jij!' Deze wijsheid zou ik u op het hart willen binden. Stelt uw gedachten open voor die reisgenoten die het in een of ander opzicht nog slechter gaat dan u, die u in een of ander opzicht kunt helpen -dooreen gesprek, dooreen handreiking, een boodschap of ten minste door uw medeleven te doen blijken. Ik beloof het u in de naam van Jezus: U zult daarin kracht en troost vinden. Vgl. Hand. 20, 35 Zo praktiseert u tevens in het klein wat wij allen in het groot zijn. Wij zijn een lichaam met vele ledematen: de hulp-biedenden en de hulp-ontvangenden, de gezonden en de zieken, de jongeren en de bejaarden; zij die in het leven hun prestaties reeds hebben geleverd, zij van wie volop prestaties worden verlangd, en zij die pas naar maatschappelijke volwassenheid toegroeien; zij die jong zijn en zij die eenmaal jong waren; zij die oud zijn en zij die morgen oud zullen zijn. Wij allen maken met elkaar de volheid van het lichaam van Christus zichtbaar en in een proces van rijping komen wij met elkaar tot deze volheid - 'tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus' (Ef. 4, 13).
De laatste troost die wij met elkaar zoeken, mijn geliefde medepelgrims 'in dit dal van tranen' (Salve Regina), is de troost in het aangezicht van de dood. Vanaf onze geboorte gaan wij hem tegemoet, maar in de ouderdom wordt zijn naderbij komen ons van jaar tot jaar bewuster - wanneer wij het niet geforceerd uit onze gedachten en gevoelens verdringen. De Schepper heeft het zo bewerkt, dat in de ouderdom een aanvaarden en doorstaan van de dood op bijna natuurlijke wijze wordt voorbereid, vergemakkelijkt en eigen gemaakt. Het bejaard worden is immers, zoals wij hebben gezien, een geleidelijk afscheid nemen van de ongebroken volheid van het leven, van het onbelemmerde contact met de wereld.
De grote school van het leven en het sterven brengt ons dan aan menig geopend graf, zij laat ons aan menig sterfbed staan, voordat wij het zelf zijn om wie - God geve het - anderen biddend heen staan. De bejaarde heeft een groter aantal van zulke lesuren van het leven meegemaakt dan de jongere, en hij maakt ze mee met toenemende regelmaat. Dat is zijn grote voordeel op de weg naar de grote drempel, die wij ons dikwijls eenzijdig als afgrond en nacht voor ogen stellen. Het uitzicht op de overzijde van de drempel is aan onze kant geblindeerd; maar hun die ons zijn voorgegaan, zou God in zijn liefde wel eens veel vaker dan men vermoedt, kunnen toestaan ons leven te begeleiden en met liefdevolle zorg te omgeven. Het was een gedachte van diep en levend geloof, die aan een kerk in deze stad als titel de naam 'Allerzielen-kerk' gaf. En de beide Duitse kerken in Rome heten: 'Heilige Maria op het kerkhof - in Campo Santo' en 'Heilige Maria van de arme zielen - dell' Anima'. Hoe meer de medemensen uit de zichtbare wereld om ons heen aan de grenzen van hun hulp komen, des te meer moeten wij in hen de boodschappers van de liefde van God zien, die de dood al hebben doorstaan en die ons van gene zijde opwachten: de heiligen, in het bijzonder onze persoonlijke beschermheiligen en onze overleden verwanten en vrienden die wij geborgen hopen in Gods barmhartigheid. Velen van u, mijn geliefde zusters en broeders, hebben de zichtbare nabijheid van hun levensgezel verloren. Hen geldt mijn pastorale bede: Laat steeds bewuster God tot uw levenspartner worden, dan bent u tevens met degene verbonden, die Hij u eenmaal tot reisgenoot gaf en die nu zelf in God de kern van het bestaan heeft gevonden. Zonder een zekere vertrouwdheid met God is er uiteindelijk geen troost bij het sterven. Want juist dat wil God immers met de dood: dat wij ons tenminste op uitgerekend dit ene uur van ons leven geheel verlaten op zijn liefde, zonder enige andere zekerheid dan juist zijn liefde. Hoe zouden wij Hem zuiverder ons geloven, hopen, liefhebben kunnen laten zien!
Een laatste gedachte in dit verband. Zij is zeker voor menigeen onder u een woord naar uw hart. De dood zelf is een troost! Het leven op deze aarde, zelfs wanneer zij niet een 'dal van tranen' zou zijn, zou ons niet voor altijd tot tehuis kunnen dienen. Zij zou meer en meer tot gevangenis, tot 'ballingschap' (Salve Regina) worden. Want'al het vergankelijke is slechts een gelijkenis'! Goethe, Faust II, slotkoor En zo dringen zich naar onze lippen de woorden van de heilige Augustinus die nooit hun glans verliezen: 'Gij hebt ons voor U geschapen, Heer; en rusteloos is ons hart, tot-het zijn rust vindt in U!'. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 1, 1, 1
Daarom zijn er niet enerzijds zij die ten dode zijn gewijd en anderzijds zij die zogenaamd in het leven staan. Wat ons allen staat te wachten is een geboorte, een gedaanteverandering, waarvan wij met Jezus op de Olijfberg de weeën vrezen, waarvan wij echter de stralende afloop reeds in ons dragen, sinds wij door de doop aan Jezus' dood en overwinning deel hebben gekregen. Vgl. Rom. 6, 3-6 Vgl. Kol. 2, 12
Met u allen, met u hier in de dom van onze lieve Vrouw, met u bij de radio en bij de televisie, met allen die ik tijdens deze gezegende dagen mocht ontmoeten, met alle burgers en gasten van dit mooie land, met alle gelovigen en voor alle zoekenden, met de kinderen en de jongeren, de volwassenen en de bejaarden zou ik in dit uur van afscheid onze bezinning tot een gebed willen laten worden:
'Van de moederschoot af was ik veilig bij U; o verwerp mij dan niet nu mijn kracht mindert!' (Ps. 71, 6.9)
'Dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust. Hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon!'. Ordinarium missae En in de dom van onze lieve Vrouw wil ik ons gebed, dat steeds in de Geest van Jezus wordt uitgesproken en altijd alleen maar door Jezus tot de Vader komt, verbinden met het gebed van haar die voor ons als eerst-verloste een moeder en zuster is Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964), 24.14.
'Heilige Maria, moeder van God,
bid voor ons zondaars
- nu
en in het uur van onze dood!
Amen'.
Geloofd zij Jezus Christus!