H. Paus Paulus VI - 12 maart 1964
Wij vóór allen, zeiden Wij, omdat Wij de erfenis van Pius XII die door zijn onmiddellijke opvolger en Onze directe voorganger Paus Johannes XXIII werd bewaard en verrijkt, in ontvangst mochten nemen.
Wij kennen het gewicht en de waarde daarvan en Wij wensen niets liever dan, door middel van een waardig monument, openlijk getuigenis af te leggen van de grote verdiensten die deze nalatenschap had voor de tijd waarin zij ontstond en nog zal hebben voor de tijd die voor ons ligt.
Wij mochten ons verheugen in zijn vertrouwen en genegenheid; wij waren bewonderd getuige van de toewijding waarmede hij zich gaf aan zijn apostolisch ambt, van zijn zachtmoedigheid die niettemin standvastigheid was; hij maakte ons vaak deelgenoot van zijn overpeinzingen; Wij kenden zijn onberispelijke vroomheid die evenwel niet overdreef in uiterlijke vormen maar veeleer gericht was op het innerlijke; getuige waren Wij ook van zijn scherp verstand, zijn levendige geest, zijn uitzonderlijk geheugen, de bewonderenswaardige beweeglijkheid van zijn geest, zijn enorme werkkracht ondanks zijn fragile gestalte en tere gezondheid; Wij waren getuige van zijn zeldzaam vermogen om het kleine op te merken en tegelijkertijd de grote dingen aandachtig in het oog te houden; Wij kenden zijn nauwgezet en tegelijk onverschrokken verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van alle zaken die onder zijn aandacht gebracht werden maar ook zijn liefde voor studie en wetenschap, zijn ijver om zijn geest te verrijken onder leiding van het opperste licht van Gods wil, dit alles in een uiterste eerbied voor zijn apostolische opdracht, in een diepe liefde voor de Kerk, in een oprecht streven om de moeilijke, steile, in het begin onvindbare, maar later onmiskenbare, duidelijke en daarom onbuigzame lijn van zijn heilige plicht, te volgen.
Inderdaad roept dit beeld onmiddellijk in ons de vraag op: Wie was hij, hoe was zijn leven? Wij moeten ons dan in herinnering roepen een priesterleven dat zuiver, vroom, streng en arbeidzaam was, vaak ziekelijk, gericht op studie, op gebed, op de dienst van de Kerk. Wij moeten ons herinneren hoe het verloop was van dit leven: Hij was Romein (sedert Innocentius XIII, dat is gedurende meer dan twee eeuwen, had Rome pausen van andere oorsprong); een ijverig priester; professor aan de Apollinare; verbonden aan het Staatssecretariaat werd hij secretaris voor de Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) (de gehele Codex ging door zijn handen); vervolgens nuntius in Beieren en Duitsland, waar hij waardevolle concordaten sloot; hij was Staatssecretaris gedurende negen jaren en als zodanig hogelijk gewaardeerd door Paus Pius XI, om tenslotte van maart 1939 tot oktober 1958 als Paus de Kerk te dienen.
Maar de verdediging van Rome is niet de enige verdienste die de publieke opinie heeft te erkennen in het wijze en moedige beleid van Pius XII. Zoveel en zo nadrukkelijk mogelijk, als de omstandigheden die hij nauwkeurig en uiterst gewetensvol afwoog, dit toelieten, stelde hij zich met woord en daad op de bres voor de verkondiging van de wetten der gerechtigheid, voor de verdediging der zwakken, voor hulp aan de lijdenden, om erger kwaad te voorkomen, om de weg naar de vrede te effenen. Het onnoemlijke, onmetelijke leed dat de mensheid heeft getroffen, kan en mag men niet wijten aan egoïsme, aan gebrek aan belangstelling, aan lafheid van de Paus. Wie het tegendeel volhoudt, beledigt de waarheid en de gerechtigheid. Mogen al de resultaten van zijn studies, inspanningen, gebeden, menslievende initiatieven en activiteiten ten behoeve van de vrede niet beantwoord hebben aan zijn vurige wensen en aan de verwachtingen van anderen, zijn hart maakte het gehele drama van ongerechtigheid, ellende en bloed waaraan de wereld, gevangen in de greep van het totalitarisme en de onderdrukking, ten prooi was, tot het zijne.
Hij was ook een vriend van onze tijd; hij was het die de dialoog met alle vormen van het moderne leven systematisch op gang heeft gebracht, daarbij de oplossing der problemen zoekend in de leer van de goedheid en de waarheid van het Evangelie.