21 november 1964
Deze bekering van het hart en heiligheid van leven moeten, samen met private en publieke gebeden voor de eenheid van de Christenen, beschouwd worden als de ziel van heel de oecumenische beweging en kunnen met recht een geestelijk oecumenisme worden genoemd.
Het is dan ook bij de katholieken een gebruik om dikwijls samen het gebed te bidden voor de eenheid van de Kerk, dat onze Verlosser op de vooravond van zijn lijden zo dringend bad tot zijn Vader: "Mogen zij allen één zijn" (Joh. 17, 21).
Bij bepaalde bijzondere gelegenheden, zoals gebedsoefeningen "voor de eenheid" en bij oecumenische congressen is het geoorloofd en zelfs wenselijk, dat katholieken zich met hun gescheiden broeders verenigen in gebed. Deze gezamenlijke gebeden zijn ongetwijfeld een zeer krachtig middel om de genade van de eenheid te verkrijgen en ze vormen een echt bewijs van de banden, die de katholieken nog verbinden met hun gescheiden broeders: "want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden" (Mt. 18, 20).
Toch mag men de deelname aan elkaars heilige diensten niet beschouwen als een middel, dat men naar willekeur kan aanwenden om de eenheid van de Christenen te herstellen. Deze deelname hangt vooral af van twee beginselen: het uitdrukken van de eenheid van de Kerk en het deelhebben aan de genademiddelen. Het uitdrukken van de eenheid verbiedt meestal de deelname. De noodzaak om deel te hebben aan de genade maakt haar soms aanbevelenswaardig. Over de concrete manier van handelen moet het plaatselijk bisschoppelijk gezag, rekening houdend met alle omstandigheden van tijd, plaats en personen, met wijsheid beslissen, tenzij de bisschoppenconferentie overeenkomstig haar eigen statuten of de heilige Stoel anders bepalen.