21 november 1964
De bevordering van het herstel der eenheid onder alle christenen is een van de voornaamste doelstellingen van het tweede heilig Vaticaans Oecumenisch Concilie. De Kerk immers is door Christus, de Heer, gesticht als één en als de enige; en toch presenteren veel christelijke Gemeenschappen zich aan de mensen als het echte erfgoed van Jezus Christus. Alle noemen zij zich leerlingen van de Heer, maar zij hebben verschillende opvattingen en volgen verschillende wegen, alsof Christus zelf verdeeld was. Vgl. 1 Kor. 1, 13 Deze verdeeldheid is niet alleen apert in strijd met de wil van Christus, maar ze is ook een ergernis voor de wereld en ze doet afbreuk aan de heilige zaak van de verkondiging van het Evangelie aan alle mensen.
De Heer van de tijden echter, die het plan van zijn genade jegens ons zondaars met wijsheid en geduld blijft uitvoeren, is in deze laatste tijd begonnen, in de harten van de onderling gescheiden christenen in overvloediger mate een gevoel van spijt en een verlangen naar eenheid uit te storten. Overal voelen zeer veel mensen zich door deze genade getroffen, en ook onder onze gescheiden broeders is door de genade van de Heilige Geest een sterkere beweging gegroeid tot herstel van de eenheid van alle Christenen. Aan deze beweging voor de eenheid, die men de oecumenische beweging noemt, wordt deelgenomen door hen, die de drieëne God aanroepen en Jezus belijden als Heer en Verlosser, niet alleen als louter individuele personen, maar ook als leden van gemeenschappen, waarin zij het Evangelie hebben vernomen en die zij hun Kerk noemen en de Kerk van God. Toch verlangen bijna allen, zij het ook op verschillende wijze, naar de éne en zichtbare Kerk van God, de werkelijk universele Kerk, gezonden tot heel de wereld om haar te bekeren tot het Evangelie en haar te redden tot glorie van God.
Het heilig Concilie constateert dit alles met vreugde; en daarom wil het, na de leer over de Kerk te hebben uiteengezet, en verlangend naar het herstel van de eenheid onder alle leerlingen van Christus, aan alle katholieken de hulpmiddelen, wegen en methoden voorhouden, om zelf aan deze goddelijke roepstem en genade te kunnen beantwoorden.
Men moet de mentaliteit van onze gescheiden broeders leren kennen. Een noodzakelijk vereiste daartoe is de studie in een sfeer van waarheidsliefde en welwillendheid. De katholieken moeten zich, na een behoorlijke voorbereiding, een betere kennis eigen maken van de leer en de geschiedenis, van het geestelijk en liturgisch leven, van de godsdienstige psychologie en de cultuur, zoals deze typisch eigen zijn aan onze broeders. Voor de verwezenlijking hiervan zijn bijeenkomsten van beide partijen, waar vooral theologische problemen besproken worden en waarbij men elkaar op voet van gelijkheid behandelt, van zeer groot nut, op voorwaarde echter, dat zij, die, onder toezicht van de bisschoppen, daaraan deelnemen, inderdaad deskundig zijn. Zo'n dialoog zal ook de werkelijke situatie van de katholieke Kerk duidelijker doen uitkomen. Op deze wijze zal men de opvatting van onze gescheiden broeders leren kennen en zal men hun ons geloof juister kunnen uiteenzetten.
Het onderricht in de theologie en in de andere vakken, vooral in de geschiedenis, moet ook vanuit een oecumenisch gezichtspunt worden gegeven, wil het steeds nauwkeuriger beantwoorden aan de waarheid van de feiten.
Het is immers van groot belang, dat de toekomstige herders en priesters een theologie bezitten, die nauwgezet op deze manier, zonder polemiek, is uitgewerkt, vooral waar het gaat over de verhouding van de gescheiden broeders tot de katholieke Kerk.
Want de zo nodige onderrichting en geestelijke vorming van gelovigen en religieuzen is in hoge mate afhankelijk van de vorming, die de priesters ontvangen hebben.
Ook de katholieken, die zich tezamen met andere Christenen in dezelfde landen wijden aan het missiewerk, moeten, vooral in de tegenwoordige tijd, op de hoogte zijn van de problemen en resultaten, die in hun apostolaat het gevolg zijn van het oecumenisme.