21 november 1964
LUMEN GENTIUM Over de Kerk |
|||
► | De hiërarchische structuur van de Kerk, en in het bijzonder het Episcopaat | ||
► | De bisschoppen, de opvolgers van de Apostelen |
Die Goddelijke zending, door Christus aan de apostelen toevertrouwd, zal duren tot aan het eind van de tijden Vgl. Mt. 28, 20 ; want het Evangelie dat zij moeten verkondigen is voor de Kerk het altijddurend beginsel van heel haar leven. Daarom hebben de apostelen in deze hiërarchisch geordende gemeenschap ervoor gezorgd, opvolgers aan te stellen.
Niet alleen immers hadden zij allerlei medehelpers om hen bij te staan Vgl. Hand. 6, 2-6 Vgl. Hand. 11, 30 Vgl. Hand. 13, 1 Vgl. Hand. 14, 23 Vgl. Hand. 20, 17 Vgl. 1 Tess. 5, 12-13 Vgl. Fil. 1, 1 Vgl. Kol. 4, 11 et passim; maar om hun eigen zending na hun dood te doen voortduren, hebben zij aan hun naaste medewerkers bij wijze van testament de taak overgedragen, het door henzelf begonnen werk te voltooien en te bevestigen Vgl. Hand. 20, 25-27 Vgl. 2 Tim. 4, 6-7 vergeleken met Vgl. 1 Tim. 5, 22 Vgl. 2 Tim. 2, 2 Vgl. Tit. 1, 5 H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 44, 3; ed. Funk, I, 156, met de dringende aansporing, zorg te dragen voor heel de kudde, waarover de Heilige Geest hen had aangesteld om Gods Kerk te hoeden Vgl. Hand. 20, 28 . Zij stelden dus dergelijke mannen aan met de opdracht, ervoor te zorgen, dat ook bij hun dood andere uitstekende mannen hun ministerie zouden overnemen. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 44, 2; ed. Funk, 1, p. 154s. Onder de verschillende bedieningen, die vanaf de oudste tijd in de Kerk worden uitgeoefend, is, volgens het getuigenis van de traditie, de voornaamste: Het ambt van hen, die, bekleed met het episcopaat, krachtens een ononderbroken successie vanaf het begin Vgl. Tertullianus, De Praescriptione Haereticorum. 32; P.L. 2, 52 Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Romeinen, Epistula ad Romanos. Praef.: ed. FUNK I, 252, de ranken bezitten uit het apostolische zaad. Vgl. Tertullianus, De Praescriptione Haereticorum. 32; P.L. 2, 53. Zo wordt, volgens het getuigenis van de heilige Ireneüs, de apostolische traditie door degenen, die door de apostelen tot bisschoppen zijn aangesteld, en door hun opvolgers tot op onze tijd, in heel de wereld gemanifesteerd Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 3, 1; P.G. 7. 848A; Harvey 2, 8; Sagnard, p. 100s.: "manifestatam". en bewaard. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 2, 2; P.G. 7. 847; Harvey 2, 8; Sagnard, p. 100: "Custoditur" Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. IV, 26, 2; col. 1053; Harvey 2, 236 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. IV, 33, 8; col. 1077; Harvey 2, 262.
De bisschoppen hebben dus het dienstwerk voor de gemeenschap op zich genomen met als helpers de priesters en de diakens. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Philadelphia, Epistula ad Philadelfiesi. Praef.: ed. Funk, I, p. 264. Namens God staan zij aan het hoofd van de kudde H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Philadelphia, Epistula ad Philadelfiesi. 1, 1; Magn. 6, 1: ed. Funk, I 262 en 234., waarvan zij de herders zijn, en wel als leraars, als priesters van de gewijde eredienst, als dienende bestuurders. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 42, 3-4; 44, 3-4; 57, 1-2: ed. Funk, I, 152, 156, 171v. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Philadelphia, Epistula ad Philadelfiesi. 2: Ed. Funk, I, 265v. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. Ed. Funk, I, 282 H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Magnesiërs, Epistula ad Magnesios. Ed. Funk, I, 232 H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Trallia, Epistula ad Trallianos. 7, Ed. Funk, I, 246v. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1, 65: P.G. 6, 428 H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 69,6: PL 3, 1142B; Hartel 3B, p. 754 Gelijk nu het ambt blijft voortbestaan, dat de Heer met name aan Petrus, de eerste van de apostelen, heeft verleend en dat op zijn opvolgers moet overgaan, zo blijft ook het ambt van de apostelen om de Kerk te weiden voortbestaan, en dit ambt moet door de orde van de bisschoppen blijvend worden uitgeoefend. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de eenheid van de Kerk, Satis Cognitum (29 juni 1886), 104 Daarom leert de heilige Synode, dat de bisschoppen krachtens goddelijke instelling de opvolgers zijn van de apostelen Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 8 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 12 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 329. § 2 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 37.41 als de herders van de Kerk; wie naar hen luistert, luistert naar Christus, en wie hen verstoot, verstoot Christus en Hem, door wie Christus gezonden is Vgl. Lc. 20, 16 . Paus Leo XIII, Brief, Aan de Aartsbisschop van Tours, Est Sane Molestum (17 dec 1888), 5. A.A.S. 21 (1999) 321v.