21 november 1964
Terwijl de Kerk in de allerheiligste Maagd reeds de volmaaktheid heeft bereikt, waardoor zij zonder vlek of rimpel is Vgl. Ef. 5, 27 , streven de gelovigen nog ernaar de zonde te overwinnen en te groeien in heiligheid. Daarom zien zij op naar Maria, die als een toonbeeld van deugden schittert voor heel de gemeenschap van de uitverkorenen. Door met liefde aan haar te denken en haar te beschouwen in het licht van het mensgeworden Woord, dringt de Kerk vol eerbied dieper door in het allerhoogste geheim van de menswording en maakt zij zich steeds meer gelijkvormig aan haar Bruidegom. Want wanneer Maria, die zo diepgaand heeft deelgenomen aan de geschiedenis van het heil en daardoor de grootste leerstukken van het geloof als het ware in zich verenigd en weerspiegelt, wordt gepredikt en vereerd, dan brengt zij de gelovigen tot haar Zoon en diens offer en tot de liefde van de Vader. De Kerk van haar kant, die de glorie van Christus nastreeft, wordt meer gelijk aan haar verheven Beeld door voortdurend toe te nemen in geloof, hoop en liefde en door in alles de goddelijke wil te zoeken en te vervullen. Daarom houdt de Kerk ook bij haar apostolaat terecht de blik gericht op haar, die Christus ter wereld bracht, Christus, die daarom juist werd ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd om door middel van de Kerk ook in harten van de gelovigen geboren te worden en te groeien. Maagd is in haar leven een voorbeeld geworden van die broederlijke liefde, waarmee allen bezield moeten zijn, die in de apostolische zending van de Kerk meewerken aan de wedergeboorte van de mensen.