21 november 1964
Christus is gehoorzaam geworden tot de dood en daarom door de Vader hoog verheven Vgl. Fil. 2, 8-9 , en zo is Hij binnengegaan in de heerlijkheid van zijn Koninkrijk. Hem is alles onderworpen, en eens zal Hij zichzelf en al het geschapene onderwerpen aan de Vader, opdat God zij alles in allen Vgl. 1 Kor. 15, 26-27 . Deze macht heeft Hij meegedeeld aan zijn leerlingen, opdat ook zij de koninklijke vrijheid zouden bezitten, en de heerschappij van de zonde in zichzelf zouden overwinnen door zelfverloochening en een heilig leven Vgl. Rom. 6, 12 , en opdat zij zelfs, door Christus ook in de anderen te dienen, hun broeders in nederigheid en geduld zouden voeren tot de Koning, wie te dienen heersen is. Want de Heer wil ook door de leken-gelovigen zijn Koninkrijk uitbreiden, zijn Koninkrijk van waarheid en leven, van heiligheid en genade, van rechtvaardigheid, liefde en vrede, Uit de prefatie van het feest van Christus Koning. In dit Koninkrijk zal ook de schepping verlost worden van de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods Vgl. Rom. 8, 21 . Waarlijk, het is een grootse belofte en een grootse opdracht, die aan de leerlingen wordt gegeven: "Alles is van u, maar gij zijt van Christus, en Christus is van God" (1 Kor. 3, 23)
De gelovigen moeten dus het wezen en de waarde van heel de schepping en haar gerichtheid op Gods eer erkennen en elkaar ook door hun wereldlijke arbeid trachten te brengen tot een heiliger leven, opdat zó de wereld bezield mag worden door de Geest van Christus en haar doel zekerder mag bereiken in rechtvaardigheid, liefde en vrede. Bij het vervullen van deze taak op alle terreinen van het leven nemen de lekende eerste plaats in. Zij moeten derhalve door hun bekwaamheid op profaan-wetenschappelijk gebied en door hun activiteit, innerlijk geadeld door Christus' genade, hun best doen om het geschapene volgens de bedoeling van de Schepper en overeenkomstig het licht van zijn woord te veredelen door de menselijke arbeid, de techniek en de cultuur, en dit ten bate van alle mensen; verder moeten zij bijdragen tot een juistere verdeling van de aardse goederen, zodat deze op hun manier in dienst komen te staan van de universele vooruitgang in de menselijke en christelijke vrijheid. Langs deze weg zal Christus door de leden van de Kerk heel de menselijke samenleving steeds meer doordringen van zijn heilbrengend licht.
Ook moeten de leken door bundeling van hun krachten de wereldlijke instellingen en situaties, waar deze een moraal gevaar opleveren voor de mens, trachten te saneren, zodat dit alles gestalte krijgt overeenkomstig de normen van de rechtvaardigheid en geen belemmering maar een stimulans wordt voor een deugdzaam leven. Hierdoor zullen zij aan de cultuur en de menselijke arbeid een morele waarde geven. Zo wordt tevens de akker van de wereld meer geschikt gemaakt om het zaad van het woord Gods op te nemen, en zo krijgt de Kerk ruimere mogelijkheden om de vredesboodschap over de wereld te doen uitgaan.
Het ligt in de lijn van de heilsorde zelf, dat de gelovigen een nauwkeurig onderscheid leren maken tussen hun rechten en plichten als leden van de Kerk en hun rechten en plichten als leden van de menselijke samenleving. Zij moeten beide categorieën van rechten en plichten harmonisch trachten te verenigen, en zij mogen niet vergeten, dat zij zich bij alle tijdelijke aangelegenheden moeten laten leiden door het christelijk geweten, omdat geen enkele activiteit, ook niet op stoffelijk gebied, zich mag onttrekken aan de wil van God. Dit onderscheid en deze harmonie moeten in onze tijd heel speciaal uitkomen in het gedrag van de gelovigen, wil de Kerk zich in haar zending vollediger kunnen afstemmen op de bijzondere omstandigheden van de moderne wereld. Immers, al moet men erkennen, dat de aardse mensengemeenschap, die zich met alle reden wijdt aan de wereldse belangen, haar eigen normen heeft, toch wordt terecht de verderfelijke leer afgewezen, die de maatschappij tracht op te bouwen zonder rekening te houden met de godsdienst, en die de godsdienstige vrijheid van de burgers bestrijdt en vernietigt, Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting, Immortale Dei (1 nov 1885), 6-15 Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de voornaamste plichten van de christelijke burgers, Sapientiae Christianae (10 jan 1890), 7-14 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Alla Vostra Filiale (23 mrt 1958). "het rechtmatige, gezonde laïcaal karakter van de staat".