21 november 1964
Christus, die door de Vader werd geheiligd en in de wereld gezonden (Joh. 10, 36), heeft door zijn apostelen de bisschoppen, die hun opvolgers zijn, deelachtig gemaakt aan zijn heiliging en zending Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 6, 1: ed. Funk, I, 218 De bisschoppen op hun beurt hebben de taak van hun ministerie op allerlei personen in de Kerk wettig overgedragen in verschillende graden. Zo wordt het kerkelijk ministerie, dat door God is ingesteld, in verschillende rangen uitgeoefend door personen, die reeds van ouds bisschoppen, priesters en diakens worden genoemd Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 3 Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 14. De priesters, hoewel niet bekleed met de hoogste waardigheid van het pontificaat en in de uitoefening van hun functie afhankelijk van de bisschoppen, delen met hen toch de eer van het priester-zijn Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. Ad Decentium: P.L. 20, 554A; Mansi 3, 1029; Denz. 98 (215): "Ofschoon de presbyteri priesters zijn van de tweede rang, bezitten ze toch niet de hoogste waardigheid van het pontificaat" Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 61, 3: ed. Hartel, p. 696, en worden door het Sacrament van het priesterschap Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 15. vooral Canon 7 Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de heilige wijdingen van diaconaat, priesterschap en episcopaat, Sacramentum ordinis (30 nov 1947), naar het beeld van Christus, de eeuwige Hogepriester (Hebr. 5, 1-10)(Hebr. 7, 24)(Hebr. 9, 11-28), gewijd om het Evangelie te verkondigen, de gelovigen te leiden en de goddelijke eredienst te vieren, als echte priesters van het nieuwe verbond Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. Ad Decentium: P.L. 20 Vgl. H. Gregorius van Nazianze, Adversus Apollinarem. II, 22: P.G. 35, 432B Vgl. Pseudo Dionysius de Areopagiet, Eccl. Hier.. 1, 2: P.G. 3, 372D In hun rang deelachtig aan de zending van de enige Middelaar Christus (1 Tim. 2, 5), prediken zij aan allen het woord Gods. Vooral echter oefenen zij hun heilig ambt uit bij de eucharistische eredienst of Synaxis, waarbij zij de persoon van Christus vertegenwoordigen Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6 Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 83, zijn mysterie verkondigen, de gebeden van de gelovigen verenigen met het offer van hun Hoofd, en het enige offer van het nieuwe verbond, nl. dat van Christus, die zichzelf als een onbevlekte offerande éénmaal heeft geofferd aan de Vader Vgl. Hebr. 9, 11-28 , tegenwoordig stellen en toepassen in het offer van de Mis, tot aan de komst van de Heer Vgl. 1 Kor. 11, 26 Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2-3 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7.47 Voor de boetvaardige of de zieke gelovigen oefenen zij in de hoogste mate het ministerie uit van verzoening en versterking, en zij brengen de noden en van de gebeden van de gelovigen voor God de Vader Vgl. Hebr. 5, 1-4 . De zending van Christus, als Herder en Hoofd, oefenen zij uit naar gelang van hun gezag Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 67 en verenigen zo Gods volk als een broederlijke gemeenschap, door één geest bezield Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 11, 3: P.L. 4, 242B; Hartel, II, 2, p. 497 , en voeren het door Christus in de Geest tot God de Vader. Te midden van hun kudde aanbidden zij Hem in geest en waarheid Vgl. Joh. 4, 24 . Zij belasten zich met prediking en onderricht Vgl. 1 Tim. 5, 17 , gelovend wat zij in de wet van de Heer hebben gelezen en overwogen, onderwijzend wat zij gelovigen, belevend wat zij onderwijzen. Ceremonieel van de priesterwijding bij het overreiken van de gewaden.
Als zorgzame medehelpers Ceremonieel van de priesterwijding bij de prefatie, die de steun en de rechterhand zijn van de bisschop, zijn de s ge roepen, het volk Gods te dienen en vormen zij samen met hun bisschop één college van priesters Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Philadelphia, Epistula ad Philadelfiesi. 4: ed. Funk, I, p. 266 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. S. Cornelius I, bij Cyprianus, Epist. 48, 2: Hartel, III, 2, p. 610, belast met verschillende taken. In de afzonderlijke plaatselijke gemeenschappen van gelovigen stellen zij de bisschop, tegenover wie zij staan in vertrouwen en loyaliteit, in zekere zin tegenwoordig, en nemen naar vermogen zijn lasten en zorgen op zich en geven daaraan hun dagelijkse toewijding. Onder het gezag van de bisschop heiligen en besturen zij het hun toevertrouwde deel van de kudde des Heren; zij maken in hun gebied de universele Kerk zichtbaar en dragen krachtig bij tot de opbouw van het gehele lichaam van Christus Vgl. Ef. 4, 12 . In hun voortdurende zorg voor het welzijn van de kinderen Gods moeten zij trachten mee te werken aan de pastorale activiteit van geheel het diocees, ja van geheel de Kerk. Vanwege hun deelhebben aan het priesterschap en de zending van de bisschop moeten de priesters hem werkelijk als hun vader erkennen en hem eerbiedig gehoorzamen. De bisschop van zijn kant moet de priesters, zijn medewerkers, beschouwen als zonen en vrienden, zoals Christus zijn leerlingen geen dienaars meer noemt, maar vrienden Vgl. Joh. 15, 15 . Op grond van hun wijding en hun bediening zijn dus alle priesters, diocesane en reguliere, ten nauwste verbonden met het college van bisschoppen en dienen zij, overeenkomstig hun roeping en genade, het welzijn van de gehele Kerk.
Krachtens hun heilige wijding en zending, die zij gemeen hebben, zijn alle priesters door innige banden van broederschap met elkaar verbonden; en deze broederschap moeten zij graag en spontaan tonen door wederzijdse hulp op geestelijk en stoffelijk, op pastoraal en persoonlijk terrein door bijeenkomsten en door een gemeenschap van leven, arbeid en liefde.
Voor de gelovigen, die zij door het doopsel en het onderricht geestelijk hebben voortgebracht Vgl. 1 Kor. 4, 15 Vgl. 1 Pt. 1, 23 , moeten zij zorg dragen als hun vaders in Christus. Als een voorbeeld voor hun kudde met hart en ziel (1 Pt. 5, 3), moeten zij hun plaatselijke gemeenschap zó leiden en dienen, dat deze waardig de naam kan dragen, die de erenaam is van het ene en gehele volk Gods: de Kerk van God Vgl. 1 Kor. 1, 2. en passim Vgl. 2 Kor. 1, 1. en passim . Zij mogen niet vergeten, dat zij, door hun dagelijks gedrag en hun dagelijkse zorg, aan gelovigen en ongelovigen, Katholieken en niet-Katholieken, het beeld te zien moeten geven van een waarachtig priesterlijk en pastoraal ministerie, en dat zij voor allen getuigenis moeten afleggen van de waarheid en het leven, en als goede herders ook degenen moeten zoeken Vgl. Lc. 15, 4-7 , die wel in de katholieke Kerk zijn gedoopt, maar vervreemd zijn van de Sacramenten of zelfs van het geloof zijn afgevallen.
Naarmate de mensheid tegenwoordig steeds meer een eenheid wordt op burgerlijk, economisch en sociaal gebied, des te meer moeten de priesters, in een eendrachtig streven en met bundeling van hun krachten onder de leiding van de bisschoppen en van de paus, alles uitbannen, wat hun arbeid kan versnipperen, opdat heel de mensheid moge komen tot de eenheid van het volk Gods.
Christus, de grote Profeet, die door het getuigenis van zijn leven en door de kracht van zijn woord het Koninkrijk van de Vader heeft verkondigd, zet zijn profetische zending voort tot aan de volle openbaring van zijn heerlijkheid en dit niet alleen door de hiërarchie, die in zijn naam en op zijn gezag lerend optreedt, maar ook door de leken, die Hij daarom maakt tot zijn getuigen en toerust met de geest van geloof en de gave van het woord Vgl. Hand. 2, 17-18 Vgl. Openb. 19, 10 , om zo de kracht van het Evangelie te doen uitstralen in het dagelijkse leven, het gezinsleven en het maatschappelijke leven. Zij tonen zich kinderen der belofte, als zij, sterk in het geloof en in de hoop, het rechte ogenblik goed besteden Vgl. Ef. 5, 16 Vgl. Kol. 4, 5 en standvastig uitzien naar de toekomstige heerlijkheid (Rom. 8, 25). Deze hoop mogen zij niet in hun binnenste verborgen houden, maar zij moeten haar, door een voortdurende omvorming en door hun strijd "tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten" (Ef. 6, 12), uitdragen ook in de structuren van het wereldlijk leven.
Gelijk de sacramenten van de nieuwe Wet, waardoor het leven en het apostolaat van de gelovigen wordt gevoed, de voorafbeelding zijn van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openb. 21, 1), zo zijn de leken de krachtige herauten van het geloof in hetgeen wij hopen Vgl. Hebr. 11, 1 , als zij de belijdenis van het geloof moedig weten te verenigen met een leven uit het geloof. Deze Evangelieprediking, de verkondiging van de boodschap van Christus door het getuigenis van het leven en door het woord, krijgt een karakteristieke noot en een bijzondere uitwerking, door het feit, dat deze prediking geschiedt in het alledaagse leven van de wereld.
Bij deze taak is van grote waarde de levensstaat, die geheiligd wordt door een bijzonder sacrament, nl. de staat van het huwelijks- en gezinsleven. Daar vindt men een uitstekende oefenschool voor het lekenapostolaat, omdat daar de christelijke godsdienst heel het leven doordringt en het steeds meer veredelt. Daar hebben de echtgenoten de heel eigen roeping om voor elkaar en voor hun kinderen de getuigen te zijn van het geloof en van de liefde van Christus. Het christelijk gezin verkondigt luid de reeds aanwezige kracht van het Koninkrijk Gods en tevens de hoop op het gelukzalig leven. Zo is het door zijn voorbeeld en getuigenis een veroordeling van de zondige wereld en vormt het een licht voor hen, die de waarheid zoeken.
Daarom kunnen en moeten de leken, ook wanneer zij in beslag genomen worden door aardse zorgen, een waardevolle activiteit ontplooien voor de verkondiging van het Evangelie in de wereld. Sommigen van hen vervangen naar best vermogen de priesters, waar dezen ontbreken of vanwege een vervolgingsregime niet kunnen werken, in bepaalde godsdienstige functies. Velen van hen wijden al hun krachten aan het apostolaat. Maar allen zonder uitzondering moeten meewerken aan de uitbreiding en de groei van Christus' Koninkrijk in de wereld. Daarom moeten de leken zich ijverig toeleggen op een diepere kennis van de geopenbaarde waarheid en God vurig bidden om de gave van wijsheid.
Iedere leek moet voor het forum van de wereld een getuige zijn van de verrijzenis van en het leven van de Heer Jezus en een teken van de levende God. Allen tezamen en ieder afzonderlijk, volgen zijn eigen mogelijkheden moeten de wereld verrijken met geestelijke vruchten Vgl. Gal. 5, 22 en zij moeten in de wereld de geest verbreiden van die armen en zachtmoedigen en vredebrengers, die de Heer in het Evangelie zalig heeft geprezen, Vgl. Mt. 5, 3-9 .
In één woord "wat de ziel is in het lichaam, dat moeten de Christenen zijn in de wereld" Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. 6: ed. Funk, 1, p. 400 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 46 (47), 2: P.G. 58, 478, het zuurdeeg in de massa.