21 november 1964
De bisschop, bekleed met de volheid van het priesterschap, is de beheerder van de genade van het hogepriesterschap Oratie van de bisschopsconsecratie in de Byzantijnse ritus: Euchologion to mega, Rome 1873, p. 139, vooral bij de Eucharistie, die hij zelf opdraagt of doet opdragen Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8, 1: ed. Funk, I, 282. en waarvan de Kerk voortdurend leeft en groeit. Deze Kerk van Christus is werkelijk aanwezig in alle rechtmatige plaatselijke gemeenschappen van gelovigen die, in vereniging met haar herders, in het nieuwe testament eveneens Kerken worden genoemd. Vgl. Hand. 8, 1 Vgl. Hand. 14, 22-23 Vgl. Hand. 20, 17 en passim. Zij vormen immers daar, waar zij zijn, het nieuwe volk, door God geroepen in de Heilige Geest en in volle overtuiging. Vgl. 1 Tess. 1, 5 In die gemeenschappen worden door de prediking van Christus' Evangelie de gelovigen verzameld en wordt het geheim gevierd van het Avondmaal van de Heer, "opdat door het Lichaam en Bloed van de Heer alle broeders van de gemeenschap innig met elkaar worden verenigd". Mozarabische oratie: P.L. 96, 759B In iedere gemeenschap, verenigd rondom het altaar en geleid door het heilig ministerie van de bisschop Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8, 1: ed. Funk, I, p. 282, zien wij het symbool van die liefde en "van die eenheid van het mystieke Lichaam, die de onontbeerlijke voorwaarde is voor het heil". H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 73, a. 3 In deze gemeenschappen, hoewel vaak klein en arm of verspreid, is Christus aanwezig, die met zijn kracht de ene, heilige katholieke en apostolische Kerk tot een eenheid samenbindt. Vgl. H. Augustinus, In discussie met de manicheeër Faustus, Contra Faustum Manichaeum (1 jan 397). 12, 20: P.L. 44, 265 Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. 57, 7: P.L. 38, 389 enz. Want "het deelnemen aan het Lichaam en Bloed van Christus heeft juist deze uitwerking, dat wij omgevormd worden in hetgeen wij nuttigen". H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 63, 7: P.L. 54, 357C
Elke rechtmatige viering van de Eucharistie wordt geleid door de bisschop, die tot taak heeft, de christelijke eredienst voor de goddelijke Majesteit uit te oefenen en te regelen, door de bisschop die tot taak heeft de Christelijke eredienst voor de goddelijke Majesteit uit te oefenen en te regelen volgens de voorschriften van de Kerk die hij naar zijn Heer en de wetten van de Kerk, die hij naar zijn persoonlijk inzicht voor zijn diocees nader heeft omschreven.
Zo delen de bisschoppen door hun gebed en arbeid voor het volk op velerlei wijze en in overvloed mee van de volheid van Christus' heiligheid. Door de bediening van het woord delen zij de kracht Gods aan hen, die geloven, mede met het oog op hun heil Vgl. Rom. 1, 16 , en door de Sacramenten, die zij door hun gezag geregeld en op vruchtbare wijze doen toedienen, heiligen zij die gelovigen. H. Hippolytus, Traditio Apostolica. 2-3: ed. Botte, pp. 26-30. Zij regelen de toediening van het Doopsel, waardoor men deel krijgt aan het koninklijk priesterschap van Christus. Zij zijn de eigenlijke bedienaars van het Vormsel, zij dienen de heilige Wijdingen toe en stellen de boetepraktijk vast. Zij geven met zorg aansporingen en instructies aan hun volk om het bij de liturgie en vooral bij het heilig Misoffer zijn taak met geloof en eerbied te doen vervullen. Zij moeten tenslotte door het voorbeeld van hun leven hun onderhorigen van nut zijn, door nl. hun gedrag smetteloos te houden en het met Gods hulp steeds te vervolmaken, om zo, samen met de hun toevertrouwde kudde, tot het eeuwig leven te kunnen geraken. vgl. de tekst van het Onderzoek bij het begin van de bisschopsconsecratie en de Oratie aan het eind van de Wijdingsmis, na het Te Deum.
De bisschoppen besturen de hun aangewezen particuliere Kerken als plaatsbekleders en afgezanten van Christus Paus Benedictus XIV, Brief, Romano Ecclesia (5 okt 1752), 1. § 1: Bullarium Benedictus XIV, t. IV, Rome 1758, 21: "De bisschop is het beeld van Christus en vervult zijn taak" Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 41. "Ieder van hen weidt en bestuurt de hem persoonlijk aangewezen kudde"., door hun raad, hun aansporingen, hun voorbeeld, maar ook door hun gezag en hun gewijde macht, die zij echter alleen aanwenden om hun kudde in de waarheid en de heiligheid te stichten het woord indachtig, dat wie de voornaamste is, moet zijn als jongste en die bevelen geeft als iemand die dient. Vgl. Lc. 22, 26-27 Deze macht die zij persoonlijk uitoefenen in naam van Christus, is een eigen, gewone en rechtstreekse macht, al wordt de uitoefening ervan in laatste instantie geregeld door het hoogste gezag van de Kerk en als kan ze door dit gezag, met het oog op het welzijn van de Kerk of van de gelovigen aan bepaalde beperkingen worden gebonden. Krachtens deze macht hebben de bisschoppen het heilig recht en ten overstaan van de Heer de plicht, voor hun onderhorigen wetten uit te vaardigen, als rechter op te treden en heel het gebied van eredienst en van het apostolaat te regelen. Aan hen is tenvolle het herderlijke ambt of de gewone en dagelijkse zorg voor hun kudde toevertrouwd, en men mag het niet beschouwen als louter plaatsvervanger van de Pausen, want zij bezitten een macht die hun eigen is en zij worden naar volle waarheid de overheid genoemd van het volk, dat zij besturen Paus Leo XIII, Encycliek, Over de eenheid van de Kerk, Satis Cognitum (29 juni 1886) Paus Leo XIII, Brief, Officio sanctissimo (22 dec 1887), 13. A.S.S. 20 (1887) 264 (eccl. Doc. 0155, bladz. 48-49, n. 13) Vgl. Z. Paus Pius IX, Apostolische Brief, Aan de Bisschoppen van Duitsland over de circulaire Depesche, Mirabilis Illa Constantia (4 mrt 1875) Vgl. Z. Paus Pius IX, Toespraak, Tot het Consistorie (15 mrt 1875). toespraak in het Consistorie van 15 maart 1875: Denz. 3112-3117 Hun macht wordt door de hoogste universele macht niet opgeheven, maar veeleer beschermd, versterkt en verdedigd 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 12, omdat de Heilige Geest de bestuursvorm, die Christus in zijn Kerk heeft gevestigd, onverminderd in stand houdt.
De bisschop, die door de Heer des huizes is belast met het bestuur van zijn gezin, moet het voorbeeld van de goede Herder voor ogen houden, "die gekomen is niet om gediend te worden, maar om te dienen" (Mt. 20, 28)(Mc. 10, 45) en zijn leven te geven voor zijn schapen. Vgl. Joh. 10, 11 Genomen uit de mensen en aan zwakheid onderhevig kan hij toegeeflijk zijn voor onwetenden en dwalenden. Vgl. Hebr. 5, 1-2 Hij moet bereid zijn, te luisteren naar zijn onderhorigen, die hij als zijn echte kinderen liefheeft en die hij aanspoort om ijverig met hem samen te werken. Omdat hij aan God rekenschap over hen zal moeten afleggen Vgl. Hebr. 13, 17 , moet hij door gebed, en allerlei werken van liefde zorg dragen zowel voor zijn onderhorigen als voor hen, die nog niet tot de éne kudde behoren en die hij moet beschouwen als hem aanbevolen in de Heer. Omdat hij, gelijk de apostel Paulus, bij allen in de schuld staat, moet hij steeds klaar staan aan allen het Evangelie te brengen Vgl. Rom. 1, 14-15 en zijn gelovigen aan te sporen tot een apostolische en missionaire activiteit. De gelovigen van hun kant moeten één zijn met de bisschop, gelijk de Kerk één is met Jezus Christus, en Jezus Christus met de Vader, opdat alles samenvloeie in de eenheid Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 5, 1: ed. Funk, I, 216 en moge strekken tot hoge eer van God. Vgl. 2 Kor. 4, 15
Christus, die door de Vader werd geheiligd en in de wereld gezonden (Joh. 10, 36), heeft door zijn apostelen de bisschoppen, die hun opvolgers zijn, deelachtig gemaakt aan zijn heiliging en zending Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 6, 1: ed. Funk, I, 218 De bisschoppen op hun beurt hebben de taak van hun ministerie op allerlei personen in de Kerk wettig overgedragen in verschillende graden. Zo wordt het kerkelijk ministerie, dat door God is ingesteld, in verschillende rangen uitgeoefend door personen, die reeds van ouds bisschoppen, priesters en diakens worden genoemd Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 3 Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 14. De priesters, hoewel niet bekleed met de hoogste waardigheid van het pontificaat en in de uitoefening van hun functie afhankelijk van de bisschoppen, delen met hen toch de eer van het priester-zijn Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. Ad Decentium: P.L. 20, 554A; Mansi 3, 1029; Denz. 98 (215): "Ofschoon de presbyteri priesters zijn van de tweede rang, bezitten ze toch niet de hoogste waardigheid van het pontificaat" Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 61, 3: ed. Hartel, p. 696, en worden door het Sacrament van het priesterschap Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 15. vooral Canon 7 Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de heilige wijdingen van diaconaat, priesterschap en episcopaat, Sacramentum ordinis (30 nov 1947), naar het beeld van Christus, de eeuwige Hogepriester (Hebr. 5, 1-10)(Hebr. 7, 24)(Hebr. 9, 11-28), gewijd om het Evangelie te verkondigen, de gelovigen te leiden en de goddelijke eredienst te vieren, als echte priesters van het nieuwe verbond Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. Ad Decentium: P.L. 20 Vgl. H. Gregorius van Nazianze, Adversus Apollinarem. II, 22: P.G. 35, 432B Vgl. Pseudo Dionysius de Areopagiet, Eccl. Hier.. 1, 2: P.G. 3, 372D In hun rang deelachtig aan de zending van de enige Middelaar Christus (1 Tim. 2, 5), prediken zij aan allen het woord Gods. Vooral echter oefenen zij hun heilig ambt uit bij de eucharistische eredienst of Synaxis, waarbij zij de persoon van Christus vertegenwoordigen Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6 Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 83, zijn mysterie verkondigen, de gebeden van de gelovigen verenigen met het offer van hun Hoofd, en het enige offer van het nieuwe verbond, nl. dat van Christus, die zichzelf als een onbevlekte offerande éénmaal heeft geofferd aan de Vader Vgl. Hebr. 9, 11-28 , tegenwoordig stellen en toepassen in het offer van de Mis, tot aan de komst van de Heer Vgl. 1 Kor. 11, 26 Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2-3 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7.47 Voor de boetvaardige of de zieke gelovigen oefenen zij in de hoogste mate het ministerie uit van verzoening en versterking, en zij brengen de noden en van de gebeden van de gelovigen voor God de Vader Vgl. Hebr. 5, 1-4 . De zending van Christus, als Herder en Hoofd, oefenen zij uit naar gelang van hun gezag Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 67 en verenigen zo Gods volk als een broederlijke gemeenschap, door één geest bezield Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 11, 3: P.L. 4, 242B; Hartel, II, 2, p. 497 , en voeren het door Christus in de Geest tot God de Vader. Te midden van hun kudde aanbidden zij Hem in geest en waarheid Vgl. Joh. 4, 24 . Zij belasten zich met prediking en onderricht Vgl. 1 Tim. 5, 17 , gelovend wat zij in de wet van de Heer hebben gelezen en overwogen, onderwijzend wat zij gelovigen, belevend wat zij onderwijzen. Ceremonieel van de priesterwijding bij het overreiken van de gewaden.
Als zorgzame medehelpers Ceremonieel van de priesterwijding bij de prefatie, die de steun en de rechterhand zijn van de bisschop, zijn de s ge roepen, het volk Gods te dienen en vormen zij samen met hun bisschop één college van priesters Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Philadelphia, Epistula ad Philadelfiesi. 4: ed. Funk, I, p. 266 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. S. Cornelius I, bij Cyprianus, Epist. 48, 2: Hartel, III, 2, p. 610, belast met verschillende taken. In de afzonderlijke plaatselijke gemeenschappen van gelovigen stellen zij de bisschop, tegenover wie zij staan in vertrouwen en loyaliteit, in zekere zin tegenwoordig, en nemen naar vermogen zijn lasten en zorgen op zich en geven daaraan hun dagelijkse toewijding. Onder het gezag van de bisschop heiligen en besturen zij het hun toevertrouwde deel van de kudde des Heren; zij maken in hun gebied de universele Kerk zichtbaar en dragen krachtig bij tot de opbouw van het gehele lichaam van Christus Vgl. Ef. 4, 12 . In hun voortdurende zorg voor het welzijn van de kinderen Gods moeten zij trachten mee te werken aan de pastorale activiteit van geheel het diocees, ja van geheel de Kerk. Vanwege hun deelhebben aan het priesterschap en de zending van de bisschop moeten de priesters hem werkelijk als hun vader erkennen en hem eerbiedig gehoorzamen. De bisschop van zijn kant moet de priesters, zijn medewerkers, beschouwen als zonen en vrienden, zoals Christus zijn leerlingen geen dienaars meer noemt, maar vrienden Vgl. Joh. 15, 15 . Op grond van hun wijding en hun bediening zijn dus alle priesters, diocesane en reguliere, ten nauwste verbonden met het college van bisschoppen en dienen zij, overeenkomstig hun roeping en genade, het welzijn van de gehele Kerk.
Krachtens hun heilige wijding en zending, die zij gemeen hebben, zijn alle priesters door innige banden van broederschap met elkaar verbonden; en deze broederschap moeten zij graag en spontaan tonen door wederzijdse hulp op geestelijk en stoffelijk, op pastoraal en persoonlijk terrein door bijeenkomsten en door een gemeenschap van leven, arbeid en liefde.
Voor de gelovigen, die zij door het doopsel en het onderricht geestelijk hebben voortgebracht Vgl. 1 Kor. 4, 15 Vgl. 1 Pt. 1, 23 , moeten zij zorg dragen als hun vaders in Christus. Als een voorbeeld voor hun kudde met hart en ziel (1 Pt. 5, 3), moeten zij hun plaatselijke gemeenschap zó leiden en dienen, dat deze waardig de naam kan dragen, die de erenaam is van het ene en gehele volk Gods: de Kerk van God Vgl. 1 Kor. 1, 2. en passim Vgl. 2 Kor. 1, 1. en passim . Zij mogen niet vergeten, dat zij, door hun dagelijks gedrag en hun dagelijkse zorg, aan gelovigen en ongelovigen, Katholieken en niet-Katholieken, het beeld te zien moeten geven van een waarachtig priesterlijk en pastoraal ministerie, en dat zij voor allen getuigenis moeten afleggen van de waarheid en het leven, en als goede herders ook degenen moeten zoeken Vgl. Lc. 15, 4-7 , die wel in de katholieke Kerk zijn gedoopt, maar vervreemd zijn van de Sacramenten of zelfs van het geloof zijn afgevallen.
Naarmate de mensheid tegenwoordig steeds meer een eenheid wordt op burgerlijk, economisch en sociaal gebied, des te meer moeten de priesters, in een eendrachtig streven en met bundeling van hun krachten onder de leiding van de bisschoppen en van de paus, alles uitbannen, wat hun arbeid kan versnipperen, opdat heel de mensheid moge komen tot de eenheid van het volk Gods.
Op een lagere trap van de hiërarchie staan de diakens, die de handen opgelegd krijgen "niet voor het priesterschap, maar voor een dienende functie" Marius Victorinus, Constitutiones Ecclesiae Aegypticae. III, 2: ed. Funk Apostolische Vader, Didascalia Apostolorum. II, p. 103 Concilie van Galliae, Statuta Ecclesiae Antiqua. 37-41: Mansi 3, 954 Gesterkt door de sacramentele genade, moeten zij in de "diaconie" van de liturgie, van het woord en van de liefde, in gemeenschap met de bisschop en zijn priesters, ten dienste staan van het volk Gods. Het is de taak van de diaken om, voor zover hij daarvoor door het bevoegde gezag is aangewezen,
Omdat zij zich gewijd hebben aan een taak van liefde en dienstbetoon, moeten de diakens de vermaning van de heilige Polycarpus voor ogen houden: "Barmhartig, vol ijver, zich gedragend volgens de waarheid van de Heer, die de dienaar van allen is geworden", H. Polycarpus van Smyrna, Brief aan de Filippenzen, Epist. ad Philippenses. 5, 2: ed. Funk, I, p. 300: van Christus wordt gezegd, "dat Hij de dienaar van allen is geworden" Vgl. Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. 15, 1: ed. Funk, I, p. 32 Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Trallia, Epistula ad Trallianos. 2, 3: ed. Funk, I,, p. 242 Vgl. Apostolische Vader, Constitutiones Apostolorum (1 jan 400). 8, 28, 4: ed. Funk Vgl. Apostolische Vader, Didascalia Apostolorum. I, p. 530
Omdat nu deze functies, die toch voor het leven van de Kerk hoogst noodzakelijk zijn, bij de thans geldende discipline van de Latijnse Kerk in vele streken moeilijk zijn te vervullen, mag het diaconaat in de toekomst als een eigen en blijvende hiërarchische graad worden hersteld. De bevoegde territoriale bisschoppenconferenties van verschillende aard hebben, met goedkeuring van de Paus, te beslissen, of en waar de aanstelling van dergelijke diakens wenselijk is voor de zielzorg. Met toestemming van de Paus mag dit diaconaat worden toegediend aan mannen van rijpere leeftijd, ook als zij gehuwd zijn, en ook aan geschikte jonge mannen, voor wie echter de wet van het celibaat van kracht moet blijven.
De leken, verenigd in het volk Gods en geplaatst in het éne Lichaam van Christus onder één hoofd, worden zonder onderscheid geroepen om als levende ledematen zich met al hun krachten, die zij door de goedheid van de Schepper en door de genade van de Verlosser hebben ontvangen, in te zetten voor de uitbreiding van de Kerk en haar voortdurende toename in heiligheid.
Het apostolaat van de leken is een deelhebben aan de heilszending zelf van de Kerk; en alle worden door de Heer tot dit apostolaat bestemd door het doopsel en het vormsel. De Sacramenten, vooral de heilige Eucharistie, schenken en voeden die liefde tot God en de mensen, die de ziel is van heel het apostolaat. De leken nu hebben de bijzondere roeping om de Kerk tegenwoordig te stellen en werkzaam te doen zijn op die plaatsen en in die omstandigheden, waar zij alleen door hen het zout der aarde kan worden Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 134-136 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het eerste internationale congres voor lekenopostolaat, De quelle consolation (14 okt 1951), 28-32 Zo is iedere leek krachtens de hem geschonken gaven een getuige en tevens een levend werktuig van de zending van de Kerk "naar de maat van Christus' gave" (Ef. 4, 7)
Naast dit apostolaat, dat een zaak is van alle gelovigen zonder uitzondering, kunnen de leken bovendien op verschillende manieren worden geroepen tot een meer rechtstreekse samenwerking met het hiërarchische apostolaat, Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de deelnemers aan het tweede internationale congres voor lekenapostolaat te Rome, Six ans se sont écoulés (5 okt 1957), 17-18 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 16. Over het "mandaat" en de canonieke zending, naar het voorbeeld van de mannen en vrouwen, die de apostel Paulus ter zijde stonden in de prediking van het Evangelie en zich veel moeite gaven voor de Heer Vgl. Fil. 4, 3 Vgl. Rom. 16, 3vv . Verder hebben zij de mogelijkheid, door de hiërarchie te worden aangewezen om bepaalde kerkelijke opdrachten te vervullen voor een geestelijk doel.
Op alle leken rust derhalve de eervolle opdracht, te werken voor een steeds vollediger verwezenlijking van het goddelijk heilsplan voor alle mensen van alle tijden en overal ter wereld. Zij moeten daarom volop in de gelegenheid worden gesteld om, naar de mate van hun krachten en overeenkomstig de eisen van de tijd, ook actief deel te nemen aan het heilswerk van de Kerk.
Omdat de eeuwige Hogepriester Christus Jezus ook door de leken zijn eigen getuigenis en zijn eigen dienstwerk wil voortzetten, bezielt Hij hen met zijn geest en stimuleert Hij hen voortdurend tot ieder goed en volmaakt werk.
Want hen, die Hij nauw verbindt met zijn leven en zending, doet Hij ook delen in zijn priesterlijke taak voor de uitoefening van de geestelijke eredienst, tot eer van God en tot heil van de mensen. Vandaar, dat de leken, als zijnde toegewijd aan Christus en gezalfd door de Heilige Geest, zo wonderbaar worden geroepen en gevormd om steeds overvloediger vruchten van de Geest voort te brengen. Al hun werken immers, gebeden en apostolische initiatieven, hun huwelijks- en gezinsleven, hun dagelijkse arbeid, hun geestelijke en lichamelijke ontspanning, mits dit alles geleid wordt door de Geest, en zelfs de moeilijkheden van het leven, mits men die geduldig draagt, worden geestelijke offers, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus Vgl. 1 Pt. 2, 5 , en die bij de viering van de Eucharistie godvruchtig aan de Vader worden opgedragen samen met het offer van het Lichaam des Heren. Zo wijden ook de leken de wereld zelf aan God toe door Hem overal hun aanbidding te brengen in heiligheid van leven.
Christus, de grote Profeet, die door het getuigenis van zijn leven en door de kracht van zijn woord het Koninkrijk van de Vader heeft verkondigd, zet zijn profetische zending voort tot aan de volle openbaring van zijn heerlijkheid en dit niet alleen door de hiërarchie, die in zijn naam en op zijn gezag lerend optreedt, maar ook door de leken, die Hij daarom maakt tot zijn getuigen en toerust met de geest van geloof en de gave van het woord Vgl. Hand. 2, 17-18 Vgl. Openb. 19, 10 , om zo de kracht van het Evangelie te doen uitstralen in het dagelijkse leven, het gezinsleven en het maatschappelijke leven. Zij tonen zich kinderen der belofte, als zij, sterk in het geloof en in de hoop, het rechte ogenblik goed besteden Vgl. Ef. 5, 16 Vgl. Kol. 4, 5 en standvastig uitzien naar de toekomstige heerlijkheid (Rom. 8, 25). Deze hoop mogen zij niet in hun binnenste verborgen houden, maar zij moeten haar, door een voortdurende omvorming en door hun strijd "tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten" (Ef. 6, 12), uitdragen ook in de structuren van het wereldlijk leven.
Gelijk de sacramenten van de nieuwe Wet, waardoor het leven en het apostolaat van de gelovigen wordt gevoed, de voorafbeelding zijn van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openb. 21, 1), zo zijn de leken de krachtige herauten van het geloof in hetgeen wij hopen Vgl. Hebr. 11, 1 , als zij de belijdenis van het geloof moedig weten te verenigen met een leven uit het geloof. Deze Evangelieprediking, de verkondiging van de boodschap van Christus door het getuigenis van het leven en door het woord, krijgt een karakteristieke noot en een bijzondere uitwerking, door het feit, dat deze prediking geschiedt in het alledaagse leven van de wereld.
Bij deze taak is van grote waarde de levensstaat, die geheiligd wordt door een bijzonder sacrament, nl. de staat van het huwelijks- en gezinsleven. Daar vindt men een uitstekende oefenschool voor het lekenapostolaat, omdat daar de christelijke godsdienst heel het leven doordringt en het steeds meer veredelt. Daar hebben de echtgenoten de heel eigen roeping om voor elkaar en voor hun kinderen de getuigen te zijn van het geloof en van de liefde van Christus. Het christelijk gezin verkondigt luid de reeds aanwezige kracht van het Koninkrijk Gods en tevens de hoop op het gelukzalig leven. Zo is het door zijn voorbeeld en getuigenis een veroordeling van de zondige wereld en vormt het een licht voor hen, die de waarheid zoeken.
Daarom kunnen en moeten de leken, ook wanneer zij in beslag genomen worden door aardse zorgen, een waardevolle activiteit ontplooien voor de verkondiging van het Evangelie in de wereld. Sommigen van hen vervangen naar best vermogen de priesters, waar dezen ontbreken of vanwege een vervolgingsregime niet kunnen werken, in bepaalde godsdienstige functies. Velen van hen wijden al hun krachten aan het apostolaat. Maar allen zonder uitzondering moeten meewerken aan de uitbreiding en de groei van Christus' Koninkrijk in de wereld. Daarom moeten de leken zich ijverig toeleggen op een diepere kennis van de geopenbaarde waarheid en God vurig bidden om de gave van wijsheid.
Gelijk alle gelovigen, hebben de leken het recht om van hun herders in overvloed hun aandeel te ontvangen uit de geestelijke goederen van de Kerk, vooral de hulpmiddelen van het woord Gods en de Sacramenten Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 682 en zij moeten hun noden en verlangens aan hen bekend maken met de vrijheid en het vertrouwen van kinderen Gods en broeders in Christus. Overeenkomstig hun wetenschap, bekwaamheid en prestige hebben zij het recht en soms zelfs de plicht, hun mening te uiten over zaken, die het welzijn van de Kerk betreffen. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het eerste internationale congres voor lekenopostolaat, De quelle consolation (14 okt 1951), 25. "In de beslissende veldslagen komen dikwijls de gelukkigste initiatieven van het front..." Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, L'importance de la presse catholique (17 feb 1950), 22.23 In voorkomende gevallen moet dit geschieden via de door de Kerk hiervoor ingestelde organen, en altijd met waarheidsliefde, moed en prudentie en met eerbied en liefde jegens hen, die krachtens hun heilig ambt Christus vertegenwoordigen.
Gelijk alle gelovigen, moeten de leken de bepalingen die de herders, de vertegenwoordigers van Christus, geven als leraars en bestuurders in de Kerk, bereidwillig en in christelijke gehoorzaamheid aanvaarden, daarbij het voorbeeld volgend van Christus, die, door zijn gehoorzaamheid tot de dood, de gelukkige weg van de vrijheid der kinderen Gods voor alle mensen heeft geopend. Zij mogen niet nalaten, hun leiders aan God aan te bevelen in hun gebed, want zij zijn het, die over ons waken, wetend, dat zij rekenschap moeten afleggen; dan zullen zij dit met vreugde doen en niet onder zuchten. Vgl. Hebr. 13, 17 .
De herders van hun kant moeten de waardigheid en de verantwoordelijkheid van de leken in de Kerk erkennen en bevorderen; zij moeten zich graag van hun adviezen bedienen, hun met vertrouwen functies opdragen ten behoeve van de Kerk, hun de nodige vrijheid en armslag laten bij hun handelen, en hen zelfs stimuleren om ook uit eigen beweging activiteiten te ondernemen. Met de liefde van een vader moeten zij aan de initiatieven, wensen en verlangens van de leken een nauwgezette aandacht schenken om Christus' wil Vgl. 1 Tess. 5, 19 Vgl. 1 Joh. 4, 1 De herders moeten de rechtmatige vrijheid, die iedereen in de wereldlijke samenleving bezit, gewetensvol eerbiedigen.
Van dit vertrouwelijke contact tussen leken en herders mag men voor de Kerk talloze voordelen verhopen. Het versterkt nl. in de leken het gevoel persoonlijke verantwoordelijkheid, het prikkelt hun energie en zij schenken daardoor gemakkelijker hun hun steun aan de arbeid van de herders. Deze van hun kant kunnen, profiterend van de ervaring van de leken, zich een scherper en juister oordeel vormen in geestelijke en tijdelijke aangelegenheden. Zo zal heel de Kerk, gesteund door al haar leden, de zending voor het leven van de wereld met meer vrucht kunnen vervullen.
"God is liefde; wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem" (1 Joh. 4, 16). God nu heeft zijn liefde in ons hart uitgestort door de Heilige Geest, die ons werd geschonken Vgl. Rom. 5, 5 daarom is de eerste en allernoodzakelijkste gave de liefde, waarmee wij God liefhebben boven alles en onze naaste omwille van God. Wil echtere liefde als een goed zaad in de ziel ontkiemen en vrucht dragen, dan moet iedere gelovige graag het woord Gods aanhoren en met behulp van Gods genade zijn wil volbrengen, dikwijls de Sacramenten ontvangen, vooral de Eucharistie, en de heilige handelingen meevieren, zich met volharding toeleggen op het gebed, de zelfverloochening, op actief hulpbetoon aan zijn broeders en op de beoefening van alle deugden. De liefde immers, die de band der volmaaktheid en de vervulling van de wet is Vgl. Kol. 3, 14 Vgl. Rom. 13, 10 , geeft aan alle middelen tot heiliging de juiste richting, de juiste vorm en de voltooiing, Vgl. H. Augustinus, Enchiridion ad Laurentium de fide et spe et caritate. 121, 32: P.L. 40, 288 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 184, a. 1 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 8-9 Derhalve is de liefde tot God en tot de naaste het kenmerk van de ware leerling van Christus.
Gelijk Jezus, de Zoon van God, zijn liefde getoond heeft door zijn leven voor ons te geven, zo heeft niemand groter liefde dan hij, die zijn leven geeft voor Hem en zijn broeders Vgl. 1 Joh. 3, 16 Vgl. Joh. 15, 13 . Reeds vanaf de oudste tijden werden meerdere christenen geroepen tot dit hoogste liefdesgetuigenis tegenover alle mensen, vooral tegenover de vervolgers, en altijd zullen Christenen daartoe geroepen worden. Daarom wordt het martelaarschap, waardoor de leerling gelijkenis krijgt met de Meester, die vrijwillig de dood aanvaardde voor het heil van de wereld, en aan Hem gelijkvormig wordt door het vergieten van zijn bloed, door de Kerk beschouwd als een sublieme gave en als het grootste bewijs van liefde. Al valt dit maar aan enkelen te beurt, toch moeten allen bereid zijn, Christus voor de mensen te belijden en Hem bij de vervolgingen, die aan de Kerk nooit zullen ontbreken, te volgen op de weg van het kruis.
De heiligheid van de Kerk wordt ook op bijzondere wijze gevoed door de verschillende evangelische raden, die de Heer aan zijn leerlingen ter beoefening voorhoudt. Voor de raden in het algemeen zie: Vgl. Origenes van Alexandrië, Commentaria in Romanum. X, 14: P.G. 14, 1275B Vgl. H. Augustinus, Over de heilige maagdelijkheid, De sancta Virginitate. 15, 15: P.L. 40, 403 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 100, a. 2C (in fine) H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 44, a. 4, ad 3 Onder deze neemt een speciale plaats in de kostbare genadegave, die de Vader aan sommigen schenkt Vgl. Mt. 19, 11 Vgl. 1 Kor. 7, 7 , de genade nl. waardoor zij zich in de maagdelijkheid of in het celibaat gemakkelijker met een onverdeeld hart Vgl. 1 Kor. 7, 32-34 aan God alleen wegschenken, Zie voor het verhevene van de maagdelijkheid: Vgl. Tertullianus, De exhort. Castitatis. 10: PL 2, 925C Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De habitu Virginum. 3 en 22: P.L. 4, 443B en 461A v. Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, De Virginitate. PG 28, 252 vv. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, De Virginitate. P.G. 48, 533vv. Deze volmaakte onthouding om wille van het Koninkrijk der hemelen heeft in de Kerk altijd hoog in ere gestaan als een teken van liefde en een stimulans tot liefde en als een bijzondere bron geestelijke vruchtbaarheid in de wereld.
De Kerk houdt ook de vermaning voor ogen van de apostel, die bij zijn aansporing tot liefde de gevolgen opwekt om onder elkaar de gezondheid te hebben van Christus Jezus die "zichzelf heeft ontleding door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen ..... gehoorzaam geworden tot de dood" (Fil. 2, 7-8), en die om onzentwil "Arm is geworden, terwijl Hij rijk was" (2 Kor. 8, 9), wel de leerlingen van Christus altijd zijn liefde en nederigheid moeten navolgen en daarvan getuigen, is het toch voor onze Moeder de Kerk een vreugde, dat zij onder haar leden vele mannen en vrouwen telt, die de Verlosser in zijn zelfontlediging meer van nabij volgen en hiervan een sprekender bewijs geven door met de vrijheid van de kinderen Gods de armoede op zich te nemen en aan hun eigen wil te verzakken: zij stellen zich nl. in zake de volmaaktheid omwille van God onder de wil van een mens meer dan strikt is voorgeschreven om zo vollediger gelijkvormig te worden aan Christus in al zijn gehoorzaamheid, De voornaamste teksten uit de H. Schrift en de Vaders met betrekking tot de geestelijke armoede en gehoorzaamheid vindt men in de Relatio, pag. 152-153.
Alle gelovigen dus zijn geroepen en gehouden tot het nastreven van de heiligheid en van de volmaaktheid in hun eigen levensstaat. Alle moeten daarom hun verlangens op de juiste wijze regelen om niet door het omgaan met dingen van deze wereld en door gehechtheid aan de rijkdom, tegen de geest van de evangelische armoede in, belemmerd te worden in hun opgang naar volmaakte liefde, overeenkomstig het woord van de apostel: Zij die met aardse omgaan, moeten zich er niet aan hechten; want de wereld, die wij zien gaat voorbij Vgl. 1 Kor. 7, 31. Grieks Voor de praktische beoefening van de evangelische raden, waartoe niet allen verplicht zijn: Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 7, 7: PG 57, 81v. Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Vidius. 4, 23: PL 16, 241v.