Paus Leo XIII - 18 november 1893
Bovenal echter is het wenselijk en nodig, dat het gebruik der goddelijke Schrift heel de theologie doordringe en er om zo te zeggen de ziel van zij. Dat hebben inderdaad de Vaders en de beroemdste theologen ten allen tijde openlijk uitgesproken en in praktijk gebracht. Immers, wat voorwerp van het geloof is, en welke de gevolgtrekkingen zijn die daaruit voortvloeien, dat hebben zij vooral uit de goddelijke Schriften trachten vast te stellen. Uit die Boeken, evenzeer als uit de goddelijke overlevering, trachtten zij de bewijzen te putten om ketterse nieuwigheden te weerleggen, en het wezen, het juiste begrip en den samenhang der katholieke dogma's te achterhalen. En dat zal niemand verwonderen, als men bedenkt, dat aan de goddelijke Boeken zulk een voorname plaats toekomt onder de bronnen der openbaring, dat zonder de geregelde bestudering en het geregeld gebruik er van een juiste en haar waardige behandeling van de theologie onmogelijk is. Zeker, het is goed, dat op de universiteiten en onderwijsinrichtingen de jongelieden bijzonder geoefend worden in het verkrijgen van inzicht en wetenschappelijke kennis der dogma's, door, uitgaande van de geloofsartikelen, langs de weg der redenering volgens de regels van een beproefde en degelijke wijsbegeerte er telkens verdere gevolgtrekkingen uit af te leiden. Maar toch, een ernstig en bekwaam theoloog mag de eigenlijke bewijsvoering voor de dogma's uit bewijsplaatsen der Bijbelboeken volstrekt niet achterwege laten. "Immers (de theologie) ontvangt haar beginselen niet van andere wetenschappen maar onmiddellijk van God: door de openbaring. En daarom ontvangt zij niet van de andere wetenschappen als van haar meerderen, doch gebruikt zij ze als haar minderen en dienstmaagden." Deze methode bij het onderwijs der gewijde wetenschap wordt ons geleerd en aanbevolen door de vorst van de godgeleerden, de Aquiner. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q I, a. 5 ad 2 Bovendien heeft deze, uitgaande van dit juiste inzicht in het karakter van de christelijke theologie, ook geleerd, hoe de theoloog, bij een eventuele aanval op zijn beginselen zelf, deze kan verdedigen. Dat kan hij namelijk "door redenering, als de tegenstander een of andere waarheid uit de goddelijke openbaring eveneens aanneemt. Zo redetwisten wij bijvoorbeeld met ketters door het aanhalen van bewijsplaatsen uit de Schriftuur, en door middel van het ene geloofsartikel met mensen, die een ander geloofsartikel ontkennen. Als echter de tegenstander niets van hetgeen door God geopenbaard wordt gelooft, dan staat de weg om door redeneringen de geloofsartikelen te bewijzen niet meer open, doch alleen nog maar de weg om van de redeneringen, die hij wellicht tegen het geloof inbrengt, de onwaarde aan te tonen." H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q I, a. 8