Paus Leo XIII - 18 november 1893
Maar het zou daarentegen iets zeer onpassends zijn, als men de uitmuntende werken, die de onzen in overvloed hebben nagelaten, niet zou kennen of zou verachten, en aan de boeken van andersdenkenden de voorkeur zou geven, en, met onmiddellijk gevaar voor de gezonde leer en niet zelden tot schade voor het geloof, daaruit de verklaring zou gaan zoeken van plaatsen, aan wier verklaring de katholieken reeds sinds lang en met de beste uitslag hun talenten en hun arbeid hebben besteed. Want al kan de katholieke exegeet bij verstandig gebruik somtijds van de studiën der andersdenkenden nut hebben, toch denke hij er aan, dat, ook volgens talrijke verzekeringen van de ouden vgl. Clem. Alex. Strom. VII, 16; Orig. de princ. IV, 8; in Levit. hom. 4, 8; Tertull. de praescr., 15, sqq.; S. Hilar. Pict. in Matth. 13, 1, het onvertroebeld begrip van de heilige Boeken buiten de Kerk volstrekt niet te vinden is en niet geleerd kan worden van mensen. die, als staande buiten het ware geloof, niet doordringen tot het merg der Schriftuur doch alleen maar aan de schors knagen. S. Gregorius Magna, Moral. XX, 9 (al.11)