
Paus Pius XII - 30 september 1943
Onder ingeving van de Heiligen Geest hebben de gewijde schrijvers de Boeken samengesteld, die God in Zijn vaderlijke goedheid jegens het menselijk geslacht heeft willen geven "tot onderrichting, weerlegging, terechtwijzing en opvoeding in gerechtigheid, opdat de man Gods er door volmaakt zou worden en toegerust tot ieder goed werk." (2 Tim. 3, 16v) De H. Kerk beschouwde deze uit de hemel geschonken schat als een kostbaarste bron en een goddelijke regel van de geloofs- en zedenleer. Geen wonder, dat zij die schat angstvallig bewaarde, zoals zij die ongeschonden uit de handen der apostelen ontvangen heeft, tegen elke valse en verwrongen uitleg verdedigde en met ijver gebruikte bij haar taak het bovennatuurlijk heil aan de mensen mede te delen; hetgeen talloze getuigenissen uit iedere eeuw welsprekend bewijzen. Daar echter in de latere tijden de goddelijke oorsprong en de juiste verklaring van de heilige Schrift meer bijzonder aan gevaar waren blootgesteld, heeft de heilige Kerk met nog grotere ijver en zorg de verdediging en bescherming er van op zich genomen. Zo heeft reeds de heilige kerkvergadering van Trente plechtig bij decreet verklaard, dat "de Boeken geheel met al hun delen, zoals ze gewoonlijk in de katholieke Kerk worden gelezen en in de oude, algemeen verspreide Latijnse uitgave voorkomen, als heilig en tot de Canon behorend moeten worden aangenomen." Concilie van Trente, 4e Zitting - Decreet over de Vulgaat uitgave van de Bijbel en de manier van uitleg van de Heilige Schrift, Sessio IV - Recipitur vulgata editio Bibliae praescribiturque modus interpretandi Sacram Scripturam (8 apr 1546). decr. 1
En in onze tijd verklaarde het Vaticaanse Concilie, dat valse leringen omtrent de ingeving van de heilige Schrift wilde veroordelen: dat de reden, waarom die Boeken door de Kerk "voor heilig en tot de Canon behorend" worden gehouden, "niet is als zouden ze, slechts door menselijke werkzaamheid samengesteld, daarna door haar gezag zijn goedgekeurd, noch om het feit alleen dat ze de openbaring zonder dwaling bevatten, maar wijl ze, onder ingeving van de Heiligen Geest op schrift gesteld, God tot maker hebben en als zodanig aan de Kerk zijn toevertrouwd." 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 5-9 Toen daarna echter, tegen deze plechtige vastlegging der katholieke leer in - waarbij voor "de gehele boeken met al hun delen" een goddelijk gezag, dat vrij-zijn van elke dwaling insluit, wordt opgeëist - sommige katholieke schrijvers zich niet ontzagen de waarachtigheid der heilige Schrift tot slechts zaken van geloof en zeden te beperken en het overige wat van natuurkundige of historische aard was te beschouwen als "in het voorbijgaan gezegd" en, volgens hun bewering, als zonder enige samenhang met de geloofswaarheid, heeft onze voorganger Leo XIII, onsterfelijker gedachtenis in de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Providentissimus Deus
Over de studie van de Heilige Schrift
(18 november 1893) van 18 november 1893 èn geheel terecht deze dwalingen veroordeeld èn tevens de studie der gewijde Boeken door zeer wijze voorschriften en maatregelen veilig gesteld.