
Paus Franciscus - 4 oktober 2015
Als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden” (1 Joh. 4, 12).
De Bijbellezingen van deze zondag lijken speciaal gekozen voor het genadegebeuren dat de Kerk meemaakt, dat wil zeggen de Gewone Vergadering van de Bisschoppensynode rond het thema van het Gezin, die met deze Eucharistieviering begonnen is.
De lezingen gaan rond drie thema’s: het drama van de eenzaamheid, de liefde tussen man en vrouw, en het gezin.
Zoals wij in de eerste lezing zagen, leefde Adam in het paradijs, hij gaf een naam aan de andere schepselen, en oefende een meesterschap uit dat zijn onbetwistbare en onvergelijkbare superioriteit aantoonde; doch, desondanks voelde hij zich alleen want “een hulp die bij hem paste, vond de mens niet” (Gen. 2,20) en hij ervoer eenzaamheid.
Eenzaamheid, het drama dat ook vandaag zo veel mannen en vrouwen bedroefd maakt. Ik denk aan bejaarden, zelfs door hun dierbaarsten en eigen kinderen in de steek gelaten; aan weduwen en weduwnaars; aan zo veel mannen en vrouwen door hun echtgenote of man in de steek gelaten; aan zo veel mensen die zich werkelijk alleen, onbegrepen, niet beluisterd voelen; aan migranten en vluchtelingen die vluchten voor oorlog en vervolging; en aan zo veel jonge slachtoffers van de cultuur van consumptie, gebruiken en wegwerpen, en van het uitschot.
Vandaag beleeft men de paradox van een geglobaliseerde wereld, waar wij veel luxueuze woningen en wolkenkrabbers zien, doch steeds minder de warmte van huiselijkheid en een gezin; veel ambitieuze projecten doch weinig tijd om te leven van wat gerealiseerd werd; veel gesofisticeerde middelen voor ontspanning, doch steeds meer leegte in de harten; veel plezier doch weinig liefde; veel vrijheid doch weinig autonomie … Mensen die zich alleen voelen worden steeds talrijker, maar ook zij die zich opsluiten in egoïsme, melancholie, vernietigend geweld en verslaving aan plezier en de god van het geld.
Wij beleven vandaag in zekere zin dezelfde ervaring als Adam: veel macht, gepaard met veel eenzaamheid en kwetsbaarheid; en het gezin is er het beeld van. Steeds minder ernst om een sterke en vruchtbare liefdesverhouding in de hand te werken: zowel op het vlak van gezondheid als van ziekte, van rijkdom als van armoede, van tegenslag als succes. Met duurzame, trouwe, gewetensvolle, stabiele, vruchtbare liefde wordt steeds meer de spot gedreven en ze wordt beschouwd als iets uit de oudheid. Het lijkt dat de meest vooruitstrevende beschavingen juist degene zijn met het laagste geboortecijfer en het grootste aantal abortussen, echtscheidingen, zelfmoorden, sociale verontreiniging en milieuvervuiling.
In de eerste lezing lezen wij ook dat Gods hart vol droefenis is bij het zien van de eenzaamheid van Adam en Hij zegt : « Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past” (Gen. 2, 18). Deze woorden tonen dat niets het mensenhart gelukkig maakt tenzij een hart dat erop lijkt, erbij past, ervan houdt, het uit de eenzaamheid en het gevoel alleen te zijn, haalt. Deze woorden tonen ook dat God de mens niet geschapen heeft om in droefheid te leven noch om alleen te zijn, maar voor het geluk, om zijn weg met een andere persoon te delen die complementair is, om de verbazende ervaring van de liefde te beleven, dat wil zeggen, beminnen en bemind worden, en de vruchtbaarheid van zijn liefde te zien in kinderen, zoals de psalm van vandaag zegt. Vgl. Ps. 128
Dit is Gods droom voor Zijn veelgeliefd schepsel : dat het zich zou realiseren in de liefdesvereniging tussen man en vrouw ; gelukkig op de gemeenschappelijke weg, vruchtbaar in wederzijdse gave. Het is hetzelfde plan dat Jezus in het Evangelie van deze dag met deze woorden samenvat: “In het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen één vlees worden. Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn”. (Mc. 10, 6-8) Vgl. Gen. 1, 27 Vgl. Gen. 2, 24
Ten overstaan van de retorische vraag die Hem gesteld wordt – misschien als een valstrik, om Hem eensklaps antipathiek te maken voor de menigte die Hem volgde en van echtscheiding gebruik maakte als een ingewortelde en onaantastbare realiteit -, antwoordt Jezus op een vrijmoedige en onverwachte manier: men dient alles terug te brengen naar het begin van de schepping, om ons te leren dat God menselijke liefde zegent, dat Hij Degene is die de harten van twee mensen verenigt die van elkaar houden en dat Hij ze verenigt in eenheid en onverbreekbaarheid. Dat betekent dat het doel van het huwelijksleven niet alleen is voor altijd samen te leven, maar elkaar voor altijd te beminnen!
Zo herstelt Jezus de orde die er bij de aanvang was en die de oorsprong is.
“Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden" (Mc. 10, 9). Het is een aansporing aan gelovigen om iedere vorm van individualisme en legalisme te overstijgen, die een kleingeestig egoïsme verbergen en de vrees om de authentieke betekenis van het koppel en van de menselijke seksualiteit volgens Gods plan met elkaar te verenigen.
Inderdaad, alleen in het licht van de dwaasheid van de belangloosheid van Jezus’ Paasliefde zal de dwaasheid van de belangloosheid van een unieke echtelijke liefde tot aan de dood begrijpelijk lijken.
Voor God is het huwelijk geen utopie, eigen aan de adolescentie, maar een droom zonder dewelke Zijn schepsel tot eenzaamheid bestemd is! Vrees om bij dit plan aan te sluiten, verlamt het hart van de mens.
Paradoxaal blijft de hedendaagse mens aangetrokken en gefascineerd door iedere authentieke liefde, iedere sterke liefde, iedere vruchtbare liefde, iedere trouwe en eeuwige liefde. We zien hem tijdelijke liefdes volgen, maar hij droomt van authentieke liefde; hij loopt lichamelijke genoegens na, maar verlangt naar de totale gave.
“Nu wij de beloften van de onbegrensde vrijheid geproefd hebben, beginnen wij opnieuw het woord te begrijpen ‘de droefheid van deze wereld’.” Verboden genoegens hebben hun aantrekkingskracht verloren van zodra ze niet meer verboden zijn. Zelfs tot het uiterste gedreven en onbepaald herhaald, blijven zij saai omdat het eindige dingen zijn en wij daarentegen dorst hebben naar het oneindige”. Joseph Ratzinger, Auf Christus schauen. Einübung in Glaube, Hoffnung, Liebe, Freiburg 1989, p. 73
In deze zeer moeilijke sociale context en in de context van het huwelijk, is de Kerk geroepen haar zending in trouw, waarheid en liefde te beleven.
Haar zending beleven in trouw aan haar Meester als een stem die roept in de woestijn, om de trouwe liefde te verdedigen, en de zeer vele gezinnen aan te moedigen die hun huwelijk beleven als een ruimte waarin de Goddelijke liefde zich manifesteert; om de heiligheid van het leven, van ieder leven te verdedigen; om de eenheid en onverbreekbaarheid van de huwelijksband te verdedigen als teken van Gods genade en van de bekwaamheid van de mens om ernstig lief te hebben.
Haar zending beleven in waarheid, die niet verandert volgens voorbijgaande modes en heersende opinies. De waarheid die de mens en de mensheid beschermt tegen de bekoring naar zichzelf te verwijzen, vruchtbare liefde om te vormen in steriel egoïsme, en trouwe eenheid in vluchtige relaties. “Zonder waarheid glijdt de liefde af in sentimentaliteit. Ze wordt een leeg omhulsel, dat men naar believen kan vullen. Dat is het noodlottige gevaar voor de liefde in een cultuur zonder waarheid”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 3
Haar zending beleven in de liefde, die niet met de vinger wijst om anderen te veroordelen, maar die – trouw aan haar natuur als moeder – de plicht voelt gekwetste echtparen op te zoeken en te verzorgen met de olie van onthaal en barmhartigheid; een “veldhospitaal” met open deuren om eender wie op te vangen die aanklopt om hulp en steun te vragen; zijn eigen omheining verlaten om naar de anderen te gaan met ware liefde, om met de gewonde mensheid op weg te gaan, haar op te nemen en naar de bron van heil te leiden.
Een Kerk die de fundamentele waarden leert en verdedigt, zonder te vergeten dat “de sabbat is gemaakt om de mens, maar niet de mens om de sabbat” (Mc. 2, 27); en dat Jezus tevens gezegd heeft: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Mc. 2, 17). Een Kerk die opvoedt tot authentieke liefde, in staat om uit de eenzaamheid te halen, zonder haar zending van goede Samaritaan voor de gekwetste mensheid te vergeten.
Ik herinner mij de heilige Johannes Paulus II die zei: “Fouten en kwaad moeten altijd veroordeeld en bestreden worden; maar de mens die valt of verkeerd doet, moet begrepen en bemind worden (…) Wij moeten van onze tijd houden en de mens van onze tijd helpen”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de leden van de Katholieke Actie (30 dec 1978), 2. c En de Kerk moet hem zoeken, opvangen en begeleiden, want een Kerk met gesloten deuren verraadt zichzelf en verraadt haar zending en in plaats van een brug te zijn wordt zij een hindernis: “Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong; daarom schrikt Hij er ook niet voor terug hen zijn broeders te noemen” (Hebr. 2, 11).
Vragen wij in deze geest aan de Heer, ons tijdens de synode te vergezellen en Zijn Kerk te leiden, op de voorspraak van de Zalige Maagd Maria en de heilige Jozef, Haar zeer zuivere bruidegom.