• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

AANKONDIGING VAN DE TOEWIJDING VAN NEDERLAND AAN HET ONBEVLEKT HART VAN MARIA OP ZONDAG 3 OCTOBER 1943

Beminde geloovigen,
Op 31 oktober van het vorig jaar heeft onze H. Vader Paus Pius XII het menschdom toegewijd aan het Onbevlekt Hart van Maria. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Tot de gelovigen van Portugal bij gelegenheid van de plechtige feestelijkheden ter ere van de H. Maagd die in Fatima vereerd wordt, Mais de uma vez (31 okt 1942) Wij handelen zeker in zijn geest, als Wij zijn voorbeeld voor Nederland volgen. Tevens voldoen Wij daardoor, gelijk Wij met vreugde hebben mogen vaststellen, aan het vurige en uitgesproken verlangen van zeer veel geloovigen.

Wij zullen deze plechtige Toewijding doen op den eersten Zondag van October. Het spreekt vanzelf, dat zij de uitdrukking moet zijn van een innerlijke gezindheid en bereidheid des harten. Daarom zal het noodig zijn, dat wij ons zoo goed mogelijk voorbereiden. En om voor deze voorbereiding een grondslag te leggen, gaan Wij U thans een korte uiteenzetting geven over de plaats en de taak van O.L. Vrouw in de heilsorde, en over de beteekenis der Toewijding aan het Onbevlekte Hart van Maria.

Beminde geloovigen, hoe staat Maria in de heilsorde? De Allerheiligste Drievuldigheid koos Maria uit tot Moeder van het Woord, dat mensch zou worden. Zij maakte Maria tot een "dignum Filii habitaculum" (Gebed na het Salve Regina), een waardige woonplaats voor den mensch-geworden Zoon van den Allerhoogste. De groetenis van den Engel - "Ave, gratia plena" (Lc. 1, 28), Wees gegroet, vol van genade - welke de echo was van de gedachte van den Vader, wijst ons met een machtige suggestie op de volheid der begenadiging, die aan de Moeder des Heeren ten deel viel. Haar heiligheid zou beantwoorden aan haar waardigheid. Daarom werd Zij "met het oog op de verdiensten van Jezus Christus in het eerste oogenblik van haar ontvangenis voor elke smet bewaard" Z. Paus Pius IX, Dogmatische Bul, Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen, Ineffabilis Deus (8 dec 1854), 5 . Daarom bleef Zij door een bijzonder voorrecht van Gods goedheid vrij van iedere, ook de kleinste persoonlijke zonde. Daarom bleef Zij ook vrij van de "fomes peccati", den prikkel der zonde, waardoor haar lagere vermogens in vollen vrede en harmonie onderworpen waren aan haren geest, die zo zuiver op God gericht was. Daarom zorgde de Allerheiligste Drievuldigheid, dat Zij, die op maagdelijke wijze haar Goddelijk Kind van den H. Geest had ontvangen, even maagdelijk en ongeschonden zou blijven bij en na de geboorte van dat Kind. Daarom ten slotte werd Zij met zulk een rijkdom van genade en hemelsche schoonheid begiftigd, dat Zij terecht 'vol van genade' genoemd wordt, en werd Zij na haar dood, ook met haar lichaam, opgenomen in den hemel waar Zij nu troont als de "Regina Sanctorum omnium" Litanie van O.L. Vrouw, de Koningin van alle Heiligen, volkomen waardig om de "zaligprijzing van alle geslachten" in ontvangst te nemen.

Waarlijk, Maria, Gij zijt "geheel schoon-tota pulchra". Dat is Uw eerste triomf over den satan, die door Gods uitverkiezing en genade geen vat op U heeft kunnen krijgen. Dat was de eerste "tegenstelling tusschen satan en de Vrouw" (Gen. 3,15), een tegenstelling, welke in een triomf van heiligheid eindigde.

Het beeld der geestelijke schrijvers is zoo schoon en juist: God bewaarde den gouden kelk van Maria's Hart, waarin zijn eigen Zoon moest rusten, niet alleen tegen alle vlek, maar vulde hem ook boordevol met den wijn der goddelijke liefde en genade. En wij mogen het woord, dat de "Almachtige groote dingen aan Haar heeft gedaan" even goed verstaan van haar genadevolheid en heiligheid als van haar uitverkiezing tot de Moeder Gods.

Daarbij bleef het echter niet.

De H. Kerk, die de "columna et firmamentum veritatis - zuil en grondslag der waarheid" (1 Tim. 3,15) is, en die met goddelijke opdracht en onder leiding van den H. Geest de waarheden der openbaring leert, houdt ons met steeds meer aandrang en duidelijkheid voor, dat Maria nog een anderen triomf op satan behaald heeft en behalen zal.

Zij leert ons, dat de Moeder van den Verlosser tevens ingeschakeld werd in het groote werk der Verlossing; dat de tegenstelling tusschen Haar en den duivel niet alleen Haar zelf betrof, maar tevens de zielen gold, die door de zonde in de slavernij van den duivel waren gekomen en altijd door hem belaagd worden; dat zij mede mocht werken met Jezus Christus zoowel ter verkrijging van de genade der Verlossing als ter toepassing daarvan.

Zij leert ons, dat God Maria niet alleen maakte tot Moeder van zijn eeniggeboren Zoon, maar ook tot Moeder der menschen, tot de "Mater divinae gratiae - de Moeder der goddelijke genade".

Alvorens U den zin van deze even troostvolle als vruchtbare waarheid eenigszins nader te verklaren, moeten wij, om haar goed te verstaan, voorop stellen, dat Maria in deze mede-verlossende en mede-heiligende taak volkomen afhankelijk is van Jezus Christus. Er is immers maar "één God, en ook één Middelaar tusschen God en de menschen, de Mensch Jezus Christus, die Zich gaf als losprijs voor allen" (1 Tim. 2, 5). "Zonder Hem kunnen wij niets doen" (Joh. 15, 5). Zonder Hem kan ook Maria niets doen. Hoe ingrijpend en universeel Maria"s taak in de heilsorde ook is, Zij is daarin geheel afhankelijk van de Verlossing en de verdiensten van haar Zoon Jezus Christus. Gelijk Zij met het oog op zijn verdiensten onbevlekt werd ontvangen en door zijn liefdevolle bevoorrechting groeide tot de volheid der genade, zoo oefent Zij ook alleen in de kracht van zijn verdiensten haar taak als mede-verlosseres en moeder der menschen uit. Ook moeten wij ons, in denzelfden geest, er altijd van bewust blijven, dat alles wat wij voor Maria doen, uiteindelijk gedaan wordt voor Jezus Christus. Als wij tot Haar bidden, als wij Haar vereeren, als wij Haar beschouwen als onze Moeder en Koningin, komt ten slotte toch alle glorie aan Hem, die "grote dingen aan Haar heeft gedaan" (Lc. 7, 49). Het is een groote en zeer misleidende dwaling te meenen, dat wij, door tot Maria te gaan, niet of slechts langs een omweg naar Jezus zouden gaan. Er is geen rechtere weg dan die, welken God zelf heeft aangelegd. De Drieëenheid regelde alles zó in het Rijk der genade, dat de toegang tot het Goddelijk Hart van Jezus, "fons vitae et sanctitatis - bron van leven en van heiligheid" Litanie van het Allerheiligst Hart van Jezus, het best verkregen wordt door het Onbevlekt Hart van Maria, de "pervia coeli porta - de open deur van den hemel". Alma Redemptoris Mater Meer en meer dringt Goddank de waarheid omtrent de taak van Maria bij het verlossingswerk en de heiliging der zielen door tot het bewustzijn der geloovigen. Steeds beter leerden wij Haar kennen als deelgenoote van den Verlosser, die haar deel mocht voegen bij de hoogste voldoeningsdaad van Jezus Christus. Zo leerde ons Paus Leo XIII, dat "Zij de deelgenoote was van Jezus bij het allermoeizaamste werk der uitboeting voor het menschelijk geslacht". Paus Leo XIII, Encycliek, Over de Rozenkrans, Iucunda semper (8 sept 1894) En Paus Benedictus XV zeide niet minder duidelijk, dat "Zij aldus met haar lijdenden en stervenden Zoon geleden heeft, en om Gods gerechtigheid te voldoen, zooveel het Haar aanging, haar Zoon heeft geofferd". Paus Benedictus XV, Brief, Inter Sodalicia (22 mrt 1918) Scherper en klaarder drong de waarheid tot ons door, dat de Moeder der menschen het heil van haar kinderen mede heeft verdiend. Zo zeide Paus Pius X zonder schroom: "Omdat Zij alle anderen overtreft in heiligheid en vereeniging met Christus, en door Christus is verbonden aan het werk van de Verlossing der menschen, verdient Zij, wat men noemt, billijkheidshalve, wat Christus in den vollen zin des woords heeft verdiend". H. Paus Pius X, Encycliek, Over het geheim en de betekenis van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria naar aanleiding van het 50 jarig jubileum van de dogmaverklaring, Ad Diem Illum (2 feb 1904) Dit mede-voldoen en dit mede-verdienen vond in de eerste plaats zijn verwezenlijking in haar smartelijk mede-lijden. Zoo zeide Paus Benedictus XV op de reeds aangeduide plaats: "Zoo danig namelijk heeft Zij met haar lijdenden en stervenden Zoon medegeleden, en is Zij met Hem als gestorven, zoozeer heeft Zij afstand gedaan van haar moederrechten op haar Zoon, en om Gods gerechtigheid te voldoen, zoover het Haar aanging, haar Zoon geofferd, dat men terecht van Haar zeggen kan, dat Zij met Christus het menschelijk geslacht heeft verlost". Paus Benedictus XV, Brief, Inter Sodalicia (22 mrt 1918)

God had bij dit alles ook deze bedoeling, dat Maria, die mede-verlosseres zou zijn ter verkrijging van de genaden der Verlossing, ook deelgenoote en hulpe zou wezen bij de uitdeeling en toepassing dier genaden. Het is zooals de H. Kerkleeraar Albertus de Grote het treffend heeft gezegd: "Om Haar het loon te kunnen geven, wilde haar Zoon Haar ook in de verdienste van het lijden doen deelen, en om Haar aan de weldaad der Verlossing deelachtig te doen zijn, maakte Hij Haar ook deelgenoote in de lijdensstraf, opdat Zij, gelijk door haar mede-lijden een hulpe in de Verlossing, aldus ook aller Moeder zou worden door hernieuwing". H. Albertus Magnus, Mariale sive questiones super Evang.. 150 Zo werd Maria door Gods heilig bestel "de algemeene uitdeelster van alle goederen". H. Albertus Magnus, Mariale sive questiones super Evang.. 29 Zoo werd Zij, "als hemelsch kanaal, waardoor stroomen van genaden en gaven de armzalige stervelingen in den schoot gevoerd worden". Paus Benedictus XIV, Apostolische Brief, Het belang van Maria bij onze Verlossing, Gloriosae Dominae (27 sept 1748)

Zoo heeft "Christus, die alleen de Middelaar is van God en de menschen, Zich zijne Moeder willen toevoegen als voorspreekster der zondaars, als bedienares en middelares der genade" Paus Pius XI, Encycliek, Over het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus, Miserentissimus Redemptor (8 mei 1928) Zo werd Maria in waren zin de Moeder der menschen, door wie de rechtvaardigen mede het leven krijgen, door wier handen dat leven verzorgd wordt, die als "smeekende almacht" voor het behoud en den groei van dat leven bidt, en die eindelijk als Koningin, tronend naast den Koning der Heerlijkheid, hen, die dat leven bewaren, opneemt en kroont ten eeuwigen leven.

Ziedaar, beminde geloovigen, in korte trekken de plaats en de taak van Maria in de heilsorde, in het Godsrijk.

Laat Ons nu nog even verklaren wat Wij bedoelen, als Wij ons aan deze Moeder en Koningin toewijden. In het kort kan men zeggen, dat zulke Toewijding drie dingen behelst: vooreerst de geloovige en openlijke erkenning van Maria"s plaats in de heilsorde, zoowel voor ons zelf als voor het geheele menschdom; ten tweede de innige en openlijke uitdrukking van het nemen van onze toevlucht onder haar moederlijke en koninklijke bescherming; ten derde de hartelijke en openlijke belofte, dat wij als haar toegewijde kinderen en dienaren willen leven, voor haar eer en haar Rijk willen strijden. De Toewijding is dus allereerst een daad van geloovige en openlijke erkenning. Wij zien dan op naar Haar, als naar de heilige Moeder van Jezus, de Moeder van God, aan wie heel bijzondere eer en vereering toekomt. Wij erkennen Haar dan als de Mede-verlosseres, aan wie wij en alle menschen het heil mede te danken hebben. Wij begroeten Haar dan als de Middelares, door wier handen alle genaden tot ons komen. Wij erkennen Haar dan openlijk en luide als de Moeder der menschen, die voor ons kan en moet zorgen; als de "Hulp der Christenen" Litanie van O.L. Vrouw, die ons moet redden. Wij erkennen Haar dan ook en met liefdevolle bewondering als onze Koningin, die ons ten eeuwigen triomf wil voeren, aan Wie wij zelf en al het onze toebehoort.

De Toewijding is vervolgens een daad van geloovig en openlijk vertrouwen.

"Sub tuum praesidium confugimus, sancta Dei Genitrix -
onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht, o heilige Moeder van God"
En dat doen wij in dezen tijd meer dan ooit. Daarin is ons onze H. Vader de Paus in zijn plechtige Toewijding treffend voorgegaan, als hij zegt: "Vereenigd met de heilige Kerk, het mystieke lichaam van uw Jezus, dat op zooveel plaatsen lijdt en bloedt en zoo hevig wordt beproefd, vereenigd ook met de geheele wereld, die door wilde vijandschap verscheurd en door vlammenden haat verteerd wordt, en aldus het slachtoffer is van haar eigen ongerechtigheid - vertrouwen en wijden wij ons aan uw Onbevlekt Hart toe op deze bange stonde in de geschiedenis der menschheid". Juist hier, beminde geloovigen, bouwen wij met onze Toewijding op een groote traditie, die in alle groote nooden der historie uitkomst zocht en uitkomst vond bij de "Hulp der Christenen". Paus Pius XII, Radiotoespraak, Tot de gelovigen van Portugal bij gelegenheid van de plechtige feestelijkheden ter ere van de H. Maagd die in Fatima vereerd wordt, Mais de uma vez (31 okt 1942)

De Toewijding moet ten slotte zijn een mannelijke toezegging van trouw en dienstbaarheid aan de Koningin van hemel en aarde. Wie deze schrede zet, moet zich ook metterdaad een toegewijd kind, een trouwe dienaar toonen. Hij moet medewerken in zijn eigen ziel en leven, aan de opbouw van het "Rijk van waarheid en leven, van heiligheid en genade, van gerechtigheid, liefde en vrede" Praefatie op het feest van Christus Koning, waarvan Jezus de Koning en Maria de Koningin is. Hij moet dat Rijk mede trachten uit te breiden onder de menschen, door naastenliefde en apostolaat, door Katholieke Actie in eigen land en Missie-Actie voor vreemde landen. En dat alles, beminde geloovigen, ter eere van Maria, "opdat haar naam en bescherming den triomf van het Rijk Gods mogen bespoedigen, en opdat alle volkeren, met elkaar en met God verzoend, Haar zalig mogen prijzen en van het eene uiteinde der aarde tot het andere met Haar mogen aanheffen het eeuwig Magnificat van eer en liefde en dank aan het Hart van Jezus, in wien zij alleen de waarheid, het leven en den vrede kunnen vinden". Paus Pius XII, Radiotoespraak, Tot de gelovigen van Portugal bij gelegenheid van de plechtige feestelijkheden ter ere van de H. Maagd die in Fatima vereerd wordt, Mais de uma vez (31 okt 1942)

En zal dit Ons gezamenlijk herderlijk schrijven op Zondag 15 Augustus a.s., den feestdag van O.L.Vrouw ten Hemelopneming, in alle tot Onze Kerkprovincie behoorende kerken en kapellen, waarover een Rector is aangesteld, onder alle vastgestelde H.H. Missen op de gebruikelijke wijze worden voorgelezen.

Gegeven te Utrecht den 6den Augustus van het jaar O.H. 1943.

Document

Naam: AANKONDIGING VAN DE TOEWIJDING VAN NEDERLAND AAN HET ONBEVLEKT HART VAN MARIA OP ZONDAG 3 OCTOBER 1943
Soort: Nederland
Auteur: Nederlandse Bisschoppenconferentie
Datum: 6 augustus 1943
Copyrights: © 2004, www.mariadevrouwe.nl
Bewerkt: 4 augustus 2020

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!
 
Geen dossiers gevonden!
 
Geen berichten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test