Paus Franciscus - 17 september 2015
Goeie dag!
Dank u. Ik zal beginnen met de vragen die u voorbereid heeft en die u mij heeft willen opsturen.
Eerste vraag, de roeping in 1953
Heilige Vader, het Evangelie dat wij allen, mannelijke en vrouwelijke Godgewijden als een levenswijze aanvaard hebben, zegt ons dat de Heer Jezus tot de twee leerlingen die Hem volgden en vroegen: “waar verblijft Gij?”, geantwoord heeft “kom en zie”. Deze dagen gedenken wij onze roeping en de vele andere roepingen die de Heer tot ons richtte sinds wij voor het eerst Zijn uitnodiging beantwoordden om Hem van meer nabij en op een profetische manier te volgen. Heilige Vader, ook u heeft de roeping tot het Godgewijde leven gehoord en u bent Jezus gevolgd; ook u herinnert zich dit “tiende uur” van de roeping. Is het te gewaagd u te vragen met ons te delen wat deze eerste roeping in september 1953 inhield? Wat heeft u gefascineerd in Jezus en het Evangelie? Waarom bent u Godgewijde geworden, waarom bent u priester geworden?
Paus Franciscus: vanwaar bent u?
Ik ben van Aleppo in Syrië.
Tweede vraag, de evangelisatie
Lieve Heilige Vader, in Paus Franciscus - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Gaudium
Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie
(24 november 2013), vreugde van het Evangelie, herinnert u ons eraan dat alle gedoopten, ongeacht hun plaats in de Kerk of hun niveau van opleiding in het geloof, actief zijn in de evangelisatie en dat deze evangelisatie, die een missionaire opdracht is, in praktijk zou moeten gebracht worden gepaard gaand met een ingesteldheid: een evangelisatie die in ons hart brandt en heel verschillend is van een reeks taken die ervaren worden als een drukkende plicht, die men verdraagt of gewoon opneemt als iets dat indruist tegen de persoonlijke neigingen en verlangens. Lieve Heilige Vader, wat is de zending van jonge Godgewijden in de Kerk van vandaag? Waarheen zouden wij moeten gaan? Tot wie zouden wij ons moeten richten om hulp te bieden en hoe? Waar zendt de Kerk ons?
Paus Franciscus: hoe heet u? vanwaar en van welk instituut bent u?
Heilige Vader, mijn naam is zuster Mary Giacinta, ik kom uit Indië en behoor tot de Zusters van de Naastenliefde van het Kind Maria.
Derde vraag, wisselvalligheid en middelmatigheid
Heilige Vader, deze vraag werd geschreven door een slotzuster, die hier vandaag niet bij ons kon zijn … ik denk dat ze op alle Godgewijden betrekking kan hebben. Wij, jonge Godgewijden van vandaag, wij behoren tot een generatie die door sommigen “onstandvastig” genoemd wordt, met weinig wortels, die het moeilijk heeft om zich helemaal te engageren. Onze gezinnen zijn soms niet gestructureerd; wij behoren tot een generatie die dikwijls comfort en relativisme verkiest, al wat onmiddellijk is, “light”, dat men wegwerpt na gebruik … Na de eerste fase van onze opleiding tot het Godgewijde leven en onze eeuwige geloften, doen ook wij dikwijls de ervaring op van een zekere onstandvastigheid op onze weg van navolging van Christus. Hoe kunnen wij vermijden in middelmatigheid te vervallen?
Dank u. Ik dank Sara, Mary Giacinta en Pierre. Ik dank u alle drie.
Laten we beginnen met Sara, omdat ge een heel ernstig probleem aanraakt, het comfort in het Godgewijde leven: “Wij moeten dit doen ... Wij zijn kalm ... Ik onderhoud alle geboden die ik hier moet onderhouden, de regel ... Ik doe mijn plicht ...” Maar wat zei de heilige Theresia van Jezus over strikte en gestructureerde observantie, die de vrijheid ontneemt. En zij was een vrije vrouw! Zo vrij dat zij naar de Inquisitie moest! Er bestaat vrijheid die van de Geest komt en vrijheid van de wereldse gezindheid. De Heer roept u – Hij roept ons allemaal – tot wat Pierre noemt de “profetische” vrijheid, dat wil zeggen vrijheid verbonden aan getuigenis en trouw. Een mama die haar kinderen strak opvoedt – “ge moet, ge moet, ge moet, ge moet ...” – en haar kinderen niet laat dromen, niet laat ontwikkelen, vernietigt de creatieve toekomst van haar kinderen. Haar kinderen zijn steriel. Het Godgewijde leven kan dat ook zijn wanneer het niet echt profetisch is, wanneer het niet laat dromen.
Maar denken wij aan de heilige Theresia van het Kind Jezus: opgesloten in een klooster en daarenboven met een niet zo gemakkelijke priorin! Sommigen dachten dat de priorin bepaalde dingen deed om haar te hinderen ... maar deze kleine zuster van 16 ... 21 jaar droomde! Zij heeft haar vermogen om te dromen nooit verloren, zij heeft nooit de horizont uit het oog verloren! Zodat zij vandaag patrones van de missies is, patrones van de horizonten van de Kerk.
Wat de heilige Theresia van Avila noemde “zielen in wie alles zo goed geregeld is”, is een gevaar. Een groot gevaar. Zij was slotzuster, maar ging over de wegen van heel Spanje en stichtte kloosters. En zij heeft haar vermogen tot contemplatie nooit verloren. Profetie, de bekwaamheid om te dromen is het tegendeel van strakheid.
Strakke mensen kunnen niet dromen. Denken we aan de mooie dingen die Jezus zei over de strenge mensen, de strakke Godgewijden van Zijn tijd, in hoofdstuk 23 van de heilige Matteüs. Lees het. Dat gaat over strakke mensen. En observantie mag niet strak zijn ; als observantie strak is, is het geen observantie, maar persoonlijke eigenliefde. Het is zichzelf zoeken en zich rechtvaardiger voelen dan anderen. “Ik dank U, Heer, omdat ik niet ben zoals die zuster, die broeder, ... Ik dank U, Heer, omdat mijn congregatie echt katholiek is, observant, en niet zoals die congregatie die zo is, die zus is ...”. Dat is het gepraat van strakke mensen. Maar dat alles vindt u in hoofdstuk 23 van de heilige Matteüs. Theresia noemt hen “zielen in wie alles goed geregeld is”.
En wat doen om zo niet te worden? Een hart dat altijd open staat voor wat de Heer ons zegt; en wat de Heer ons zegt, meedelen aan de overste, aan de geestelijke leider of leidster, de Kerk, de bisschop. Openheid, een open hart, dialoog, en ook dialoog in de gemeenschap. “Maar vader, wij kunnen geen gesprek voeren, want als wij discuteren, maken we ruzie ...” Maar dat is goed! Ook Petrus, Paulus, Jakobus, in de eerste tijden – lees de Handelingen van de Apostelen – maakten veel ruzie. Maar daarna, waren zij zo open voor de Heilige Geest dat zij elkaar konden vergeven. Ik ga iets zeggen dat een beetje moeilijk is. Ik spreek heel open met u: één van de zonden die ik dikwijls terugvind in het gemeenschapsleven, is de onbekwaamheid elkaar te vergeven als broeders, als zusters. “Ah, dat zet ik hem/haar betaald! Ik zal hem/haar daarvoor doen boeten! ...”. Dat is een ander bekladden! Roddel in de gemeenschap belet vergeving en verwijdert u van de anderen, verwijdert de ene van de andere. Ik zeg graag dat roddel niet alleen zonde is – want roddel is een zonde, ga te biechten als ge roddelt ... het is een zonde! – maar roddel is eveneens terreur! Want wie roddelt, “gooit een bom” op de reputatie van de ander en vernietigt de ander die zich niet kan verdedigen. Roddelen gebeurt altijd in het donker, niet in het licht. De duisternis is het koninkrijk van de duivel. Licht is het koninkrijk van Jezus. Als ge iets tegen uw broeder hebt, tegen uw zuster, ga … Bid eerst, breng uw ziel tot rust en ga het daarna aan hem of haar zeggen: “ik ben het op dat punt niet eens … ge hebt iets verkeerd gedaan ...”. Maar nooit de bom van geroddel gooien, nooit. Nooit, nooit! Het is de pest van het gemeenschapsleven! Zo wordt een religieus of religieuze die zijn of haar leven aan God gewijd heeft, een terrorist, want hij of zij gooit een vernietigende bom in de gemeenschap.
Sara, ge hebt ook over wisselvalligheid gesproken in onze navolging van Christus. Vanaf het begin van het Godgewijde leven tot nu, zijn er altijd momenten van onstabiliteit: het zijn bekoringen. De eerste monniken van de woestijn schrijven er reeds over en leren ons hoe innerlijke stabiliteit, hoe vrede te vinden. Maar er zullen altijd bekoringen zijn, altijd, altijd … De strijd zal tot het einde duren. En om terug te komen bij de heilige Theresia van het Kind Jezus, zij zei dat men dient te bidden voor de stervenden want dat is werkelijk het moment van de grootste onstabiliteit, waar de bekoringen het sterkst zijn. Cultureel gezien, is het inderdaad zo, wij leven in een heel, heel onstabiele tijd en zelfs een tijd die “kort” lijkt te zijn: wij leven in een cultuur van het tijdelijke. Eén of twee jaar geleden ongeveer, zei een bisschop me dat een jongen bij hem gekomen was, een goede jongen, professioneel, die priester wou worden, doch slechts voor tien jaar: “daarna zien we wel ...”.Dat gebeurt: onze cultuur is die van het tijdelijke.
Hetzelfde geldt voor huwelijken: “ja, ja, wij trouwen! Zolang de liefde duurt … als er geen liefde meer is, dag! ieder gaat terug zijn eigen weg”. En deze cultuur van het tijdelijke is binnengekomen in de Kerk, in religieuze gemeenschappen, in gezinnen, in het huwelijk … Dit is de cultuur van het definitieve: God heeft Zijn Zoon gezonden voor altijd! Niet tijdelijk, voor één generatie of één land, maar voor iedereen. Voor iedereen en voor altijd! En dat is een criterium voor geestelijke onderscheiding. Bevind ik mij in de cultuur van het tijdelijke? Bij voorbeeld, om niet te versnipperen, definitieve engagementen nemen.
Jij, Mary Giacinta, hebt gesproken over evangelisatie. Evangelisatie, die in ons hart brandt: het verlangen te evangeliseren, waar het hart van brandt, met brandend hart. Dat is apostolische ijver. Evangeliseren is niet hetzelfde als aan proselitisme doen. Wij zijn geen voetbalvereniging die leden werft … Evangeliseren is niet alleen overtuigen, het is getuigen van Jezus Christus die leeft. En hoe geeft men dat getuigenis? Met uw vlees, met uw leven. Ge zult kunnen studeren, cursussen in evangelisatie volgen, en dat is goed, maar de bekwaamheid om de harten te verwarmen komt niet van boeken, zij komt uit het hart! Als uw hart van liefde brandt voor Jezus Christus, ben je een goede evangelieverkondiger of -verkondigster. Maar als uw hart niet brandt en ge slechts kijkt naar kwesties van organisatie, die nodig zijn, doch bijkomstig … En hier zou ik willen danken – vergeef mij, ik ben een beetje feminist! – voor het getuigenis van Godgewijde vrouwen, niet van allemaal, sommigen zijn een beetje hysterisch! Het verlangen om altijd in de vuurlinie te staan. Waarom? Omdat u moeders bent, u heeft dit moederschap van de Kerk, dat u tot iemands naaste maakt.
Ik herinner mij in Buenos Aires, een kliniek had geen zusters meer, ze waren met weinig geworden en bejaard, en deze congregatie liep op haar einde – religieuze instituten zijn allemaal tijdelijk: de Heer kiest ze voor een bepaalde tijd, en daarna maakt Hij er andere; niemand blijft voor altijd; ze zijn een genade van God en sommige voor een tijd; moge het duidelijk zijn – die kleine zusters, de armen, ze waren bejaard …
En men sprak me over een congregatie in Korea: de zusters van de Heilige Familie van Seoul. Door toedoen van een Koreaanse priester zijn uiteindelijk drie Koreaanse zusters naar die kliniek in Buenos Aires gekomen, waar Spaans gesproken wordt. En zij kenden Spaans zoals ik Chinees: niets! De tweede dag zijn ze op de zalen, de afdelingen gegaan, met gebaren, een streling, een glimlach … De zieken zeiden: “Maar wat zijn die zusters mooi! Hoe werkzaam! En goed! – Maar hebben ze iets tegen u gezegd ? – Nee, niets”. Het was het getuigenis van een brandend hart. Dat is het moederschap van zusters. Verlies dat niet, alstublieft!
Want een zuster is een icoon van onze moeder de Kerk en van Maria onze Moeder. U heeft werkelijk deze functie in de Kerk: het beeld zijn van de Kerk, het beeld van Maria, het beeld van de tederheid van de Kerk, van de liefde van de Kerk, van het moederschap van de Kerk en van het moederschap van de Maagd Maria. Vergeet dat niet. Altijd op de vuurlinie, maar op die manier. En bovendien is de Kerk de bruid van Jezus Christus – ik eindig met de zusters! – zusters zijn de bruiden van Jezus Christus, al hun kracht halen zij daaruit, voor het tabernakel, voor de Heer, in gebed met hun Bruidegom, om Zijn boodschap uit te dragen.
Ik moet me een beetje haasten want er is veel werk vandaag!
Jij, Pierre, jij hebt sleutelwoorden gezegd: Jezus van dichterbij volgen, nabijheid, op een profetische manier. Daarover heb ik reeds gesproken, over profetie, in mijn antwoord aan Sara. Profetie, nabijheid, herinnering. Over profetie heb ik gesproken. Nabijheid, onder elkaar en met anderen. Het volk Gods nabij zijn. Een collega van mijn papa – een bepaald aantal collega’s waren na de Spaanse burgeroorlog naar Argentinië gekomen en het waren papenvreters – ooit was één van ziek geworden door een zeer erge infectie, wonden, een kwade ziekte en zijn vrouw ging werken en had drie kinderen. Die man had horen spreken over een congregatie, de Kleine Zusters van de Tenhemelopneming, deze zusters zijn gesticht door pater Pernet. Hun werk en gebed ... In die tijd gingen zij bij mensen in moeilijkheden. Zij waren allemaal verpleegsters en verzorgden zieken, zij brachten de kinderen naar school, deden het huishouden en om vier uur in de namiddag, gingen zij naar huis. Eén van hen is naar dat gezin gegaan, de overste, omdat het een moeilijke situatie was. Zij zei: “ik ga erheen”. Beeld u in wat deze man tot de zuster zei : de ergste beledigingen. Maar zij, kalm, deed haar werk, verzorgde de wonden, bracht de kinderen, zorgde voor het eten. En daarna, meer dan een maand later, was die man genezen. Hij ging terug werken. Enkele dagen later, kwamen zij terug van hun werk, hij en drie of vier andere papenvreters. Twee zusters kwamen langs op straat en één van hen beledigde ze. En deze man deed hem met een vuistslag op de grond terechtkomen en zei : “van priesters en van God moogt ge zeggen wat ge wilt, maar niets van de Maagd Maria en de zusters!”. Beeld u in, een atheïst, een papenvreter! Waarom? Omdat hij het moederschap van de Kerk gezien had, hij had de glimlach van de Maagd Maria gezien in deze geduldige zuster die hem verzorgde, die het huishouden deed en de kinderen vergezelde naar school. Vergeet dat niet, zusters: u bent het beeld van onze heilige Moeder de Kerk en van onze heilige Moeder Maria. Vergeet dat niet. En de Kerk is u daar dankbaar voor, het is een mooi getuigenis. En dat, dat is nabijheid, wees nabij, nabij waar problemen zijn, echte problemen.
Het ander sleutelwoord is herinnering. Ik denk dat Jakobus en Johannes die ontmoeting met Jezus nooit vergeten hebben. De herinnering aan zijn eigen roeping. In ogenblikken van duisternis, van bekoring, in de moeilijke ogenblikken van ons Godgewijde leven, terug naar de bron gaan, zich herinneren, zich de verwondering herinneren die wij gevoeld hebben wanneer de Heer ons aankeek. De Heer heeft mij aangekeken ... herinnering.
Je hebt me gevraagd mijn herinnering met u te delen, hoe die eerste roeping, op 21 september 1953 was. Ik weet niet hoe dat gegaan is. Ik weet dat ik toevallig een kerk ben binnengegaan, ik zag een biechtstoel en ben er anders buiten gekomen. Mijn leven is daar veranderd. En wat mij in Jezus en het Evangelie fascineerde? Ik weet het niet ... Zijn nabijheid met mij: de Heer heeft mij nooit alleen gelaten, zelfs in harde en donkere momenten, in momenten van zondigheid ... Want dat moeten wij allemaal zeggen: wij zijn zondaars. En wij zeggen dat in theorie, maar niet in praktijk! Ik herinner mij mijn zonden en ik schaam mij erover. Ook niet in die momenten, nooit heeft de Heer mij alleen gelaten. En niet alleen mij, niemand. De Heer laat nooit iemand in de steek.
En ik heb de roeping om priester en religieus te worden gehoord. De priester die op die dag mijn biecht hoorde en die ik niet kende, was daar toevallig, want hij had leukemie, hij had verzorging nodig; hij is een jaar later gestorven. En daarna was een salesiaan, zoals jij, mijn geestelijke leider, de salesiaan die mij gedoopt had. Ik ben naar hem gegaan en hij heeft mij naar de jezuïeten geleid ... Religieuze oecumene! Maar in de hardste momenten, heeft de herinnering aan deze eerste ontmoeting mij veel geholpen, want de Heer ontmoet ons steeds definitief, de Heer doet niet aan de cultuur van het tijdelijke: Hij bemint ons voor altijd, Hij vergezelt ons voor altijd.
En dus: mensen nabij zijn, elkaar nabij zijn; profetie door ons getuigenis, door ons brandend hart, met apostolische ijver die het hart van anderen verwarmt, zelfs zonder woorden, zoals die kleine Koreaanse zusters; en herinnering, er onophoudelijk op terugkomen.
En ik geef u een raad: neem het boek Deuteronomium, waar Mozes zich het volk herinnert, en u, breng uw leven in herinnering: “Toen ik slaaf was, daar, hoe de Heer mij bevrijd heeft, en hoe ...”. Dat is mooi. Bijna op het einde van het boek, leert hij hoe men zijn offergave naar de tempel moet brengen, en hij zegt: “Mijn vader was een zwervende Arameeër ...”. Zijn geschiedenis voor de Heer leren vertellen: “ik was slaaf, de Heer heeft mij bevrijd en het is daarom dat ik kom en dat ik feest vier!”. Feest vieren: wanneer ge u de wonderdaden herinnert die de Heer in uw leven heeft gedaan, verlangt ge ze te vieren, hebt ge een glimlach van het ene oor naar het andere, zo een mooie glimlach, omdat de Heer trouw is! Profetie, herinnering, nabijheid, een brandend hart, apostolische ijver, cultuur van het definitieve, geen “wegwerpen na gebruik”.
En ik wil eindigen met twee woorden. Het ene is het symbool van het ergste, ik weet niet of het ’t ergste is maar het is één van de ergste gedragingen van een religieus: naar zichzelf kijken, narcisme. Hoed u daarvoor! We leven in een narcistische cultuur en wij hebben altijd die neiging naar onszelf te kijken. Nee aan het narcisme, aan de blik op zichzelf. En daarentegen ja aan al wat ons van narcisme bevrijdt, ja aan aanbidding. En ik geloof dat dit één van de punten is waarin wij vooruitgang moeten maken.
Wij bidden allemaal, wij danken de Heer, wij vragen gunsten, loven de Heer ... Maar ik vraag u: aanbidden wij de Heer? Jij, religieus of religieuze, kan jij de Heer aanbidden? Het gebed van stille aanbidding: “U bent de Heer”, is het tegendeel van de blik op het ik, eigen aan het narcisme. Aanbidding, ik wil met dit woord eindigen: wees vrouwen en mannen van aanbidding. En bid voor mij. Dank u.