Paus Benedictus XVI - 20 augustus 2005
Dierbare moslimvrienden!Het geeft mij grote vreugde u te ontvangen en hartelijk te begroeten. U weet, ik ben hier om de jongeren te ontmoeten die uit alle delen van Europa en van de hele wereld gekomen zijn. De jongeren zijn de toekomst van de mensheid en de hoop van de naties. Mijn geliefde voorganger, paus Johannes Paulus II, zei eens tegen jonge moslims die zich in het stadion van Casablanca (Marocco) hadden verzameld: "De jongeren kunnen een betere toekomst opbouwen als ze zich vooral in geloof op God richten en zich dan inspannen deze nieuwe wereld naar het plan van God te stichten, met wijsheid en vertrouwen." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot jonge moslims in Casablanca (Marokko), Een ontmoeting in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie (19 aug 1985) Vanuit deze optiek wend ik mij tot u, geachte en dierbare moslimvrienden, om met u mijn hoop te delen en u in deze bijzonder moeilijke tijden van onze huidige geschiedenis ook deelgenoot te maken van mijn zorgen.
Ik ben er zeker van ook uw mening te vertolken als ik zeg dat een van mijn voornaamste zorgen het zich steeds uitbreidende gegeven van het terrorisme is. Ik weet dat velen van u, ook openbaar, in het bijzonder elke verbinding tussen uw geloof en het terrorisme ferm hebben afgewezen en het hebben veroordeeld. Ik ben u hier dankbaar voor, dit draagt namelijk bij tot het klimaat van vertrouwen dat we nodig hebben.
In verschillende delen van de wereld vinden voortdurend terroristische acties plaats, die mensen in ellende en vertwijfeling storten. De mensen die deze aanslagen beramen tonen aan dat ze onze verhoudingen willen vergiftigen, het vertrouwen vernietigen willen. Ze bedienen zich van alle middelen, zelfs van de godsdienst, om iedere poging tot een vreedzame, eensgezinde en ontspannen samenleving tegen te werken. Wij zijn, God zij dank, erover eens, dat terrorisme, wat de aanleiding en oorsprong ervan ook mag zijn, een pervers en verschrikkelijk besluit is, dat het onaantastbare recht op leven met voeten treedt en de fundamenten van iedere geordende samenleving ondergraaft. Als het ons gezamenlijk lukt de haatgevoelens in ons hart uit te roeien, te protesteren tegen iedere vorm van intolerantie en ons te verzetten tegen iedere uiting van geweld, dan zullen we de golf van het verschrikkelijke fanatisme tegenhouden, die het leven van zoveel mensen op het spel zet en de voortgang van de vrede in de wereld belemmert. Het is een zware, maar geen onmogelijke opgave. De gelovige mens - en wij allen als Christenen en Moslims zijn gelovige mensen - weet namelijk dat hij, ondanks zijn eigen zwakte, op de geestelijke kracht van het gebed kan vertrouwen.
Dierbare vrienden, ik ben er ten diepste van overtuigd dat wij, zonder te wijken voor de negatieve druk van onze omgeving, de waarden van de wederzijdse eerbied, solidariteit en vrede moeten bekrachtigen. Het leven van iedere mens is heilig, voor christenen zowel als voor moslims. Wij hebben een groot terrein, waarop we ons in dienst van de fundamentele morele waarden verenigd kunnen voelen. De waarde van de persoon en de verdediging van de rechten die uit deze waarde voortvloeien, moeten het doel van ieder sociaal plan zijn en van iedere inspanning om dit door te voeren. Dat is een boodschap die de zachte maar duidelijke stem van het geweten op niet mis te verstane wijze scandeert. Het is een boodschap die men moet horen en laten horen: indien haar weerklank in het hart zou verstommen, dan zou de wereld ten prooi vallen aan de duisternis van een nieuwe barbarij. Slechts door te erkennen dat de persoon centraal staat, kan men tot een gemeenschappelijke basis voor begrip komen, eventuele tegenstellingen overbruggen en de explosieve kracht van de ideologieën neutraliseren.
Bij de ontmoeting die ik in april heb gehad met de afgevaardigden van de kerken en kerkelijke gemeenschappen en met de vertegenwoordigers van verschillende religieuze tradities, heb ik gezegd: "Ik verzeker u dat de Kerk door wil gaan bruggen van vriendschap te bouwen met de aanhangers van alle godsdiensten, met als doel het werkelijke welzijn van iedere mens en van de samenleving als geheel te zoeken." Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot delegaties van vertegenwoordigers van verschillende Kerken en kerkelijke gemeenschappen, alsmede andere relgieuze tradities (25 apr 2005) De ervaring van het verleden leert ons dat de betrekkingen tussen christenen en moslims helaas niet altijd getekend zijn geweest door wederzijdse eerbied en wederzijds begrip. Hoeveel bladzijden van de geschiedenis vermelden geen veldslagen en oorlogen, die zowel van de ene als van de andere kant plaats vonden onder het aanroepen van de Naam van God, alsof het strijden tegen de vijand en het doden van de tegenstander iets zou kunnen zijn dat God welgevallig is! De herinnering aan deze droevige gebeurtenissen zouden ons diep beschaamd moeten maken, want we weten heel goed wat voor verschrikkingen er in de naam van godsdiensten zijn begaan. De lessen uit het verleden moeten ons ervoor behoeden diezelfde fouten opnieuw te maken. We willen zoeken naar wegen van verzoening en leren zo te leven dat iedereen de identiteit van de ander respecteert. De verdediging van de godsdienstvrijheid is in die zin een permanente eis, en respect voor minderheden een onbetwistbaar teken van de ware beschaving.
In deze context past het altijd in herinnering te brengen wat de vaders van het Tweede Vaticaans Concilie met betrekking tot de moslims hebben gezegd: "De Kerk ziet ook met waardering naar de moslims, die de ene God aanbidden, de levende en uit zichzelf bestaande, de barmhartige en almachtige, de Schepper van hemel en aarde, die gesproken heeft tot de mensen. Zij leggen zich erop toe zich met heel hun hart ook aan zijn verborgen raadsbesluiten te onderwerpen zoals Abraham, naar wie het islamitisch geloof graag terug grijpt, zich aan God heeft onderworpen. ... Aangezien in de loop der eeuwen tussen christenen en moslims niet weinig onenigheid en vijandschap is ontstaan, spoort de heilige kerkvergadering het Tweede Vaticaans Concilie allen aan om zich, het verleden vergetend, ernstig toe te leggen op wederzijds begrip en in het belang van alle mensen de sociale rechtvaardigheid, de zedelijke goederen alsook vrede en vrijheid gezamenlijk te verdedigen en te bevorderen." 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 3 Deze woorden van het Tweede Vaticaans Concilie blijven voor ons de Magna Charta van de dialoog met u, geachte Moslim vrienden, en ik verheug mij erop, dat u vanuit dezelfde geest tot ons gesproken hebt en deze intentie bevestigd hebt.
U, geachte vrienden, vertegenwoordigt enige moslimgemeenschappen die aanwezig zijn in dit land, waar ik geboren ben, gestudeerd heb en een groot deel van mijn leven heb doorgebracht. Juist daarom wilde ik u ontmoeten. U bent de leiders van de moslims en voedt hen op in het islamitische geloof. De leer is het middel om denkbeelden en overtuigingen door te geven. Het woord is zeer belangrijk bij de opvoeding van de geest. Daarom draagt u ook een grote verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de komende generaties. Ik ben dankbaar te horen, in welke geest u deze verantwoording bewaard. Gezamenlijk moeten wij - christenen en moslims - de talrijke uitdagingen tegemoet treden waarmee de huidige tijd ons confronteert. Voor apathie en werkeloos toezien is geen plaats, en nog minder voor partijdigheid en sektarisme.
Wij mogen de angst en het pessimisme geen ruimte geven. Wij moeten juist optimistisch en hoopvol zijn. De interreligieuze en interculturele dialoog tussen christenen en moslims mag niet worden teruggebracht tot een vrijblijvende beslissing. Die dialoog is werkelijk een wezenlijke noodzaak, waarvan onze toekomst grotendeels afhangt. De jongeren uit vele delen van de wereld zijn hier in Keulen als levende getuigen voor solidariteit, broederlijkheid en liefde. Ik wens u, geachte en dierbare moslimvrienden, van ganser harte dat de barmhartige en medelijdende God u mag behoeden, u zegenen en altijd verlichten. Moge de God van de vrede onze harten verheffen, onze hoop voeden en onze schreden leiden op de wegen van de wereld. Ik dank u.