Paus Benedictus XVI - 18 augustus 2005
Dierbare jongeren,
Ik ben blij jullie hier in Keulen aan de oever van de Rijn te ontmoeten! Als pelgrim in het voetspoor van de heilige drie Wijzen zijn jullie uit verschillende delen van Duitsland, van Europa en van de wereld gekomen. Daar jullie hun spoor volgen, willen jullie Jezus vinden. Jullie waren bereid op pad te gaan om zelf ook, persoonlijk en tegelijk gezamenlijk, het gelaat van God te aanschouwen, dat zich openbaart in het Kind in de kribbe. Net als jullie ben ik ook op weg gegaan om samen met jullie neer te Paus Benedictus XVI - Toespraak
Meditatie
Avondwake Wereld Jongeren Dagen Keulen 2005
(20 augustus 2005), waarin de ogen van het geloof de werkelijke tegenwoordigheid van de Verlosser van de wereld herkennen. Samen zullen we nadenken over het thema van deze Wereldjongerendag: 'Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden' (Mt. 2, 2).
Met zeer grote vreugde begroet en ontvang ik jullie, dierbare jongeren, die van dichtbij of veraf langs de wegen van de wereld en van jullie leven hierheen gepelgrimeerd zijn. Een bijzondere groet richt ik tot degenen, die evenals de Wijzen uit het 'Oosten' gekomen zijn. Jullie zijn de vertegenwoordigers van de ontelbare menigte van onze broeders en zusters in de mensheid die, zonder het te weten, wachten op het opgaan van de ster aan de hemel, om naar Christus, het licht van de volken, geleid te worden en in Hem het bevredigende antwoord op het verlangen van hun hart te vinden. Ook begroet ik hartelijk diegenen onder jullie die niet gedoopt zijn, die Christus nog niet kennen of in de Kerk niet thuis zijn. Juist tot jullie heeft Paus Johannes Paulus II een bijzondere uitnodiging voor deze bijeenkomst gericht. Ik dank jullie dat je besloten hebt naar Keulen te komen. Sommigen van jullie kunnen misschien de uitspraak op jezelf betrekken die Edith Stein - die later in de Karmel van Keulen woonde - over haar jeugd deed: "Ik had de gewoonte te bidden bewust en vrijwillig opgegeven". Tijdens deze dagen zullen jullie het gebed weer op roerende wijze kunnen ervaren als een tweegesprek met God, met de God van wie we weten dat Hij ons liefheeft en die wij van onze kant willen liefhebben. Tot jullie allemaal wil ik met nadruk zeggen: "Open je hart wijd voor God, laat je door Christus verrassen! Verleen Hem tijdens deze dagen het 'recht tot je te spreken'! Open de deuren van je vrijheid voor zijn barmhartige liefde! Leg je vreugde en je lijden aan Christus voor en laat toe dat Hij je geest met zijn licht verlicht en je hart met zijn genade aanraakt! Ervaar tijdens deze gezegende dagen van samenzijn en vreugde de Kerk als een plaats van barmhartigheid en van de tederheid van God jegens de mensen. In en door de Kerk zullen jullie tot Christus komen, die jullie verwacht.
Omdat ik vandaag naar Keulen gekomen ben om met jullie aan de twintigste Wereldjongerendag deel te nemen, denk ik spontaan met dankbaarheid en ontroering aan de door ons allen zo geliefde dienaar Gods, Johannes Paulus II, die het schitterende idee had de jongeren van de hele wereld bij elkaar te roepen om samen Christus, de enige Redder van de mensheid, te vieren. Dankzij de diepgaande dialoog die zich in de loop van twintig jaar tussen de Paus en de jongeren ontwikkeld heeft, konden velen van hen hun geloof verdiepen, nauwe banden van gemeenschap aangaan en zich ook laten begeesteren door de Blijde Boodschap van het heil in Christus en die op vele plaatsen in de wereld verkondigen. Deze grote Paus was in staat de uitdagingen te begrijpen van de jonge mensen van deze tijd en hij heeft zijn vertrouwen in hen geheel duidelijk gemaakt door nooit te aarzelen hen aan te sporen moedig het evangelie te verkondigen en onverschrokken te bouwen aan de cultuur van de waarheid, de liefde en de vrede.
Nu is het mijn opgave deze bijzondere geestelijke erfenis die Paus Johannes Paulus II ons nagelaten heeft, op te pakken. Hij heeft van jullie gehouden, jullie hebben dat begrepen en die liefde met het elan van jullie jeugd beantwoord. Nu moeten wij allemaal samen zijn leer in daden omzetten. Met deze opgave zijn wij hier in Keulen, als pelgrims in het voetspoor van de heilige drie Wijzen. Volgens de overlevering zijn hun namen in het Grieks Caspar, Melchior en Balthasar. In zijn evangelie vermeldt Matteüs de vraag die in hun hart brandde: "Waar is de pasgeboren koning der Joden?" (Mt. 2, 2). Het zoeken naar Hem was de reden waarom ze de lange reis naar Jeruzalem hadden ondernomen. Daarvoor hadden ze zich moeite getroost en ontberingen verdragen, zonder de moed te verliezen en te bezwijken voor de bekoring rechtsomkeert te maken. Nu ze hun doel naderden, hadden ze geen andere vraag dan deze. Ook wij zijn naar Keulen gekomen omdat wij in ons hart - zij het in een andere vorm - dezelfde dringende vraag voelen, die de mannen uit het Oosten op weg deed gaan. We vragen vandaag de dag weliswaar niet naar een koning, maar we maken ons zorgen over de toestand van de wereld en we vragen: Waar vind ik de normen voor mijn leven - waar de normen om verantwoordelijk mee te werken aan het vormgeven van de huidige en toekomstige wereld? Wie kan ik vertrouwen - aan wie mij toevertrouwen? Waar is degene die mij het bevredigende antwoord kan geven op de verwachtingen van mijn hart? Zulke vragen stellen betekent op de eerste plaats erkennen dat de weg niet ten einde is gegaan zolang je niet Diegene hebt ontmoet, die de macht heeft het universele rijk van gerechtigheid en vrede te vestigen waarnaar de mensen streven, maar waartoe ze alleen niet in staat zijn. Het stellen van deze vragen betekent ook dat je iemand zoekt die zichzelf niet bedriegt en anderen niet bedriegen kan en die daarom in staat is zo'n rotsvaste zekerheid te bieden dat je daarvan leven kan en er eventueel zelfs voor sterven.
Als zich aan de horizon van het leven dit antwoord aftekent, dan, dierbare vrienden, moet je nog de nodige beslissingen nemen. Je staat als het ware op een tweesprong: welke weg zul je inslaan? De weg waartoe de hartstochten je lokken of de weg die je gewezen wordt door de ster, die straalt in je geweten? Toen de Wijzen het antwoord hoorden: "Te Bethlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet" (Mt. 2, 5), besloten ze, door dit woord verlicht, de weg te vervolgen tot aan het doel. Van Jeruzalem gingen ze naar Betlehem, dat wil zeggen, van het woord dat hun aangaf waar de koning was die ze zochten, naar de ontmoeting met deze koning, die tegelijk het Lam Gods was, dat de zonden van de wereld wegneemt. Dit woord is ook tot ons gericht. Ook wij moeten onze keuze maken. Feitelijk is het, als je er goed over nadenkt, precies hetzelfde wat we bij de deelname aan iedere eucharistieviering ervaren. In iedere Mis namelijk leidt ons de ontmoeting met het woord van God tot deelname aan het mysterie van het kruis en de verrijzenis van Christus en zo tot de eucharistische maaltijd, tot de vereniging met Christus. Op het altaar is Hij aanwezig, die de Wijzen in het stro zagen liggen: Christus, het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald ten bate van het leven der wereld, het ware lam, dat zijn leven geeft voor het heil van de mensen. Door het woord verlicht kunnen wij - opnieuw in Betlehem, 'huis van het brood' - de overweldigende ontmoeting ervaren met de onbegrijpelijke grootheid van een God die zich zo diep vernederd heeft dat Hij zich toonde in een kribbe en zich op het altaar als voedsel wegschenkt.
Wij kunnen ons de verbazing voorstellen van de Wijzen bij het kind gewikkeld in doeken! Alleen het geloof stelde hen in staat in dit kind de koning te herkennen die ze zochten, de God waar de ster hen naartoe geleid had. In Hem is de Eeuwige binnengetreden in de tijd, door de afgrond te overbruggen die tussen het eindige en het oneindige, tussen het zichtbare en het onzichtbare bestaat; in Hem heeft zich het geheim geopenbaard, door zich in het tere lijfje van een klein kind aan ons over te leveren: "De astrologen staan vol verbazing voor wat ze zien: de hemel op aarde en de aarde in de hemel; de mens in God en God in de mens. In een klein lijfje zien ze Hem omsloten, die door de hele wereld niet omvat kan worden." H. Petrus Chrysologus, Sermones. 160, 2 Met dezelfde verbazing willen wij ons tijdens deze dagen in dit 'Jaar van de Eucharistie' tot Christus wenden, die in het Tabernakel van de Barmhartigheid, in het Altaarsacrament, tegenwoordig is.
Dierbare jongeren, het geluk dat jullie zoeken, het geluk waarop jullie aanspraak kunnen maken, heeft een naam, een gezicht: het is Jezus van Nazaret, verborgen in de Eucharistie. Hij alleen schenkt de mensheid leven in overvloed! Zeg samen met Maria "Ja" tegen de God die zich aan jullie wil schenken. Ik herhaal vandaag wat ik aan het begin van mijn pontificaat heb gezegd: "Wie Christus (in zijn leven) binnenlaat, die verliest niets, helemaal niets van alles wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee, pas in deze vriendschap gaan de deuren van het leven wijd open. Pas in deze vriendschap ontstaan de grote mogelijkheden van het menszijn. Pas in deze vriendschap ervaren wij wat mooi en bevrijdend is." Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome, Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen (24 apr 2005), 7 Wees er volledig van overtuigd: Christus neemt niets weg van wat jullie aan moois en groots in je hebt; Hij brengt alles juist tot volmaaktheid, omwille van de eer van God, het geluk van de mensen en het heil van de wereld.
In deze dagen nodig ik jullie uit je onvoorwaardelijk toe te wijden aan de dienst van Christus, tot iedere prijs. De ontmoeting met Jezus Christus zal het jullie mogelijk maken inwendig de vreugde te ervaren van zijn levende en levenschenkende tegenwoordigheid, om daar dan in jullie omgeving van te getuigen. Moge jullie aanwezigheid in deze stad al het eerste teken zijn van een verkondiging van het evangelie door het getuigenis van jullie gedrag en van jullie levensvreugde. Laten wij uit ons hart dank- en lofgezangen opstijgen tot de Vader voor de vele weldaden die Hij ons bewezen heeft en voor de gave van het geloof, dat wij met elkaar willen vieren, waardoor we het vanuit dit land aan de wereld verkondigen, dit land dat midden in Europa ligt - een Europa dat in de loop er eeuwen veel verschuldigd is aan het evangelie en aan hen die ervan hebben getuigd.
Ik zal mij nu als pelgrim naar de Keulse Dom begeven, om daar de relieken te vereren van de heilige drie Wijzen, die bereid waren alles achter te laten om de ster te volgen die hen naar de Redder van de mensheid leidde. Ook jullie, dierbare jongeren, hebben die gelegenheid al gehad of zullen die nog krijgen, om deze bedevaart te doen. Deze relieken zijn slechts broze en armzalige tekenen van wat de Wijzen waren en wat ze, nu alweer zoveel eeuwen geleden, ervaren hebben. De relieken leiden ons naar God zelf: Hij is het namelijk die met de kracht van zijn genade zwakke mensen moed schenkt om voor de wereld van Hem te getuigen. Als de Kerk ons uitnodigt de sterfelijke resten van martelaren en heiligen te vereren, vergeet ze niet dat het uiteindelijk slechts om armzalig menselijk gebeente gaat; maar dat gebeente heeft toebehoord aan mensen waar de transcendente macht van God in doorgedrongen was. De relieken van de heiligen zijn tekenen van die onzichtbare doch werkelijke aanwezigheid, die de duisternis van de wereld verlicht, waardoor het Rijk van God, dat in ons is, zichtbaar wordt gemaakt. Met en voor ons roepen zij:
"Maranatha!" - "Kom, Heer Jezus!"
Mijn dierbaren, met deze woorden neem ik afscheid van jullie en zeg tegen jullie allemaal van harte "Tot ziens", bij de Paus Benedictus XVI - Toespraak
Meditatie
Avondwake Wereld Jongeren Dagen Keulen 2005
(20 augustus 2005)!