
H. Paus Paulus VI - 2 februari 1974
Bij het beëindigen van deze beschouwingen, die getuigen van de zorg en de hoogachting, waarmee deze Apostolische Stoel de Rozenkrans ter ere van Maria bejegent, wensen Wij er nog op te wijzen, dat men, bij het verspreiden van deze zo heilzame uiting van christelijke vroomheid, de juiste verhoudingen in acht moeten nemen, zodat men deze vorm van gebed niet dermate ophemelt, dat men de andere vormen op onbehoorlijke wijze schijnt te minachten.
De Rozenkrans is een verheven soort van gebed, doch de christengelovige moet ten aanzien hiervan een rustige en vrije houding aannemen. Het is dan ook alleszins wenselijk, dat de christen, die dit gebed rustig en ingetogen wil bidden, veeleer aangetrokken wordt door de innerlijke bekoorlijkheid ervan.