
H. Paus Paulus VI - 2 februari 1974
Tenslotte willen wij, als het nog nodig mocht zijn, opnieuw bevestigen dat het laatste doelwit van de Maria-verering is: God te verheerlijken en de gelovigen van Christus aan te sporen om hun leven en levenspraktijken geheel in overeenstemming te brengen met Gods wil.
Wanneer immers de zonen en dochters van de Kerk hun stem verenigen met de naamloze vrouw uit het Evangelie en de Moeder van Jezus Christus prijzen door zich tot Jezus zelf te wenden en uit te roepen: “Gelukkig de vrouw die U in haar schoot heeft gedragen en U de borst heeft gegeven!” (Lc. 11, 27), - dan zullen zij ook dienen te letten op dit ernstige antwoord van de goddelijke Meester, die sprak: ”Gelukkig te prijzen zijn veeleer zij, die luisteren naar het woord van God en dit in praktijk brengen” (Lc. 11, 28).
Ook al strekt dit antwoord ten zeerste tot lof van de heilige Maagd Maria – zoals sommige Kerkvaders het uitleggen Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. X, 3: CCL 36, blz. 101-102 Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 243, Ad Laetum, n. 9: CSEL 57, blz. 575-576 Vgl. H. Beda Venerabilis, In Lucae Evangelium expositio. IV, xi, 28: CCL 120, blz. 237 Vgl. H. Beda Venerabilis, Homilie, Homilia (1 jan 703). I, 4: CCL 122, blz. 26-27 en het Tweede Vaticaans Concilie heeft onderstreept Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58 – het houdt toch voor ons ook een vermaning in om overeenkomstig Gods geboden te leven. Ook is het als een echo van deze uitspraken van de goddelijke Zaligmaker: ”Niet ieder die tot Mij zegt: ‘Heer, Heer!’, zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is” (Mt. 7, 21); en eveneens: “Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied” (Joh. 15, 14).