27 april 1973
Gezien het doel van het Eucharistisch Gebed, en zijn samenhang of structuur, dient men het aspect dat petitio ofwel intercessie genoemd wordt als secundair te beschouwen. In de vernieuwde liturgie komt dit aspect vooral aan de orde in de zogenaamde Voorbede, waarin in een vrijere en meer aan de omstandigheden aangepaste vorm, de smeekbeden voor de kerk en voor alle mensen ter wereld en hun noden tot uitdrukking komen; toch bieden de nieuwe liturgische boeken ook allerlei intercessie-formulen, die men bij bijzondere gelegenheden in het eucharistisch gebed op het daarvoor bestemde moment kan invoegen, vooral in de Missae rituales. In het Eucharistisch Gebed I ofwel de Romeinse Canon heeft men de mogelijkheid om namen in het Memento (N.N.) in te voegen; er is een bijzonder Memento voor peter en meter in de missen bij de christelijke initiatie van volwassenen; er zijn speciale Hanc igitur>-formules vanaf de Paaswakemis tot aan de tweede zondag van Pasen, in missen voor dopelingen of volwassen bekeerlingen, voor vormelingen, voor wijdelingen, voor bruidsparen, voor geprofesten, voor gewijde maagden; de Eucharistische gebeden II, III en IV kennen aparte invoegingen voor volwassen bekeerlingen, geprofesten en gewijde maagden. Op deze wijze kan men rekening houden met de bijzondere aard van de viering, terwijl tot uitdrukking wordt gebracht dat men deze smeekbede verricht in gemeenschap met de gehele kerk. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 55. g