27 april 1973
Het voornaamste doel van de vernieuwing der liturgie, maar vooral van de herziening van het Romeins Missaal, tot stand gekomen volgens de richtlijnen van Concilium Vaticanum II, Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969) is dat de gelovigen bewust, met godsvrucht en actief aan de Eucharistie kunnen deelnemen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 48
Het Romeinse Missaal van Paus Paulus VI wordt gekenmerkt door de overvloed van teksten waardoor voortdurend keuzemogelijkheden worden geboden, zowel wat betreft de Schriftlezingen, als wat betreft de gezangen, de gebeden en de acclamaties die het aandeel vormen van de gemeenschap der gelovigen; dit geldt ook voor de presidentièle gebeden, met name voor het Eucharistisch Gebed, waarvan drie nieuwe teksten, naast de door de traditie eerbiedwaardige Romeinse Canon, in gebruik zijn genomen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). noot 1, p. 219
De reden van deze grote variëteit van teksten en het doel van deze vernieuwing van formulieren zijn van pastorale aard: bevordering van eenheid en tevens afwisseling in het liturgisch gebed. Want door dezelfde teksten te gebruiken, namelijk die van het Romeins Missaal, zullen de verschillende christengemeenschappen die samenkomen voor de Eucharistieviering beseffen dat zij één Kerk uitmaken, die bidt in hetzelfde geloof en in dezelfde gebedsvorm. Tegelijkertijd beschikken zij - vooral wanneer de volkstaal wordt gebruikt - over middelen om het mysterie van Christus op velerlei wijzen te verkondigen en om iedere gelovige te helpen zich gemakkelijker tot God te keren in gebed en dankzegging Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 54 en met meer geestelijke vrucht aan de vieringen deel te nemen.
Hoewel het nieuwe Romeins Missaal al enige jaren geleden is gepromulgeerd, is het nog niet overal in zijn geheel ingevoerd in de openbare vieringen, omdat het omvangrijke vertaalwerk in de verschillende landen de nodige tijd eist. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Over de vertalingen van liturgische teksten voor gemeenschapsvieringen, Comme le prevoit (25 jan 1969) Daarbij komt dat men vaak onkundig is van de verschillende mogelijkheden om de pastorale doeltreffendheid van de vieringen te vergroten; bovendien heeft men bij het samenstellen van het Misformulier vaak niet voldoende het geestelijk nut van de gemeenschap voor ogen. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 313
Intussen is er echter bij velen een verlangen gerezen naar een verdere aanpassing van de Eucharistieviering door het maken van nieuwe teksten, waaronder ook eucharistische gebeden. Men zegt namelijk dat de keuze mogelijkheden inzake de presidentiële gebeden en ook de vier eucharistische gebeden van de huidige Ordo Missae nog niet geheel voldoen .aan de velerlei behoeften van de verschillende gemeenschappen, landstreken en volkeren. Daarom heeft men meermalen aan deze congregatie gevraagd om goedkeuring of machtiging tot goedkeuring voor liturgisch gebruik van nieuwe teksten, zowel van oraties als van eucharistische gebeden welke beantwoorden aan het aanvoelen en de manier van spreken van onze tijd.
Bovendien heeft een aantal auteurs in verschillende taalgebieden en landen, vooral de afgelopen jaren, zelf eucharistische gebeden voor studiedoeleinden samengesteld en gepubliceerd. Ook komt het dikwijls voor dat priesters ondanks het voorschrift van Concilium Vaticanum II Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 22. par. 3 en het verbod der bisschoppen, eigengemaakte teksten in liturgie gebruiken.
Met het oog hierop heeft deze congregatie, in opdracht van de Paus en in samenwerking met deskundigen uit verschillende landen, serieus de vraag bestudeerd of er nieuwe eucharistische gebeden samengesteld moeten worden en of de bisschoppenconferenties gemachtigd kunnen worden om deze goed te keuren, en welke kwesties hiermee samenhangen of hieruit voortvloeien. De conclusies nu van dit onderzoek zijn voorgelegd aan de voltallige vergadering van de vaders die in deze congregatie zitting hebben, aan het oordeel van andere hierbij betrokken congregaties, en tenslotte aan de Paus. Na rijp beraad leek het momenteel niet opportuun om aan de bisschoppenconferenties een algemene machtiging te verlenen tot het samenstellen of goedkeuren van nieuwe eucharistische gebeden. Daarentegen leek het meer opportuun aan te dringen op een uitgebreidere catechese omtrent de aard en het wezen van het Eucharistisch Gebed;8 want wat het hoogtepunt is van de eucharistische viering moet ook het voorwerp bij uitstek zijn van een grondige catechese. Zo is het ook noodzakelijk gebleken een bredere uiteenzetting te geven van de mogelijkheden die aan de priesters geboden worden om een volledige deelname van de gelovigen te stimuleren en die vervat zijn in de normen van de huidige liturgische wetgeving en in de formulieren die het Romeins Missaal biedt.
Daarom blijven er nu vier eucharistische gebeden, namelijk die van het nieuwe Romeins Missaal, en is het niet toegestaan een ander te gebruiken dat zonder verlof van de Apostolische Stoel is samengesteld of dat niet door deze is goedgekeurd. De bisschoppenconferenties en de afzonderlijke bisschoppen worden dringend verzocht om, met opgave van de juiste redenen, de priesters er toe te bewegen de eensluidende praktijk van de kerk van Rome te onderhouden; dit zal het welzijn van de kerk zelf en het goede verloop van de liturgische vieringen bevorderen.
Geleid door pastorale zorg voor eenheid, behoudt de Apostolische Stoel aan zich het recht voor om zo'n belangrijke zaak als het gebruik van de eucharistische gebeden-te regelen. Zij staat er-niet afwijzend-tegenover om binnen de eenheid van de Romeinse ritus rechtmatige verlangens in overweging te nemen, en verzoeken die haar van de zijde der bisschoppenconferenties bereiken om eventueel een nieuw Eucharistisch Gebed vanwege bijzondere omstandigheden te mogen samenstellen en in de liturgie in te voeren zal zij welwillend bestuderen; maar zij stelt de normen die in ieder voorkomend geval in acht genomen moeten worden.
Nu deze beslissing bekendgemaakt is, zal het dienstig zijn enige overwegingen kenbaar te maken, die de zin ervan duidelijker en de uitvoering ervan gemakkelijker kunnen maken. Sommige hiervan hebben betrekking op de aard en de betekenis van het Eucharistisch Gebed in de liturgische traditie, met name in de Romeinse; andere hebben betrekking op datgene wat men kan doen om de Eucharistieviering aan een afzonderlijke gemeenschap aan te passen, zonder de tekst van het Eucharistisch Gebed te veranderen.
Het Eucharistisch Gebed dat naar zijn aard als 'het hoogtepunt van de gehele celebratie' geldt, is een 'gebed van dankzegging en heiliging', en wil bereiken 'dat de gehele gemeenschap der gelovigen zich met Christus verenigt in de belijdenis van Gods grote daden en in de aanbieding van het offer'. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 54 Dit gebed wordt uitgesproken door de ambtelijk dienstdoende priester, die zowel de goddelijke stem, welke zich richt tot het volk, vertolkt, alsook de stem van het volk, dat zich innerlijk tot God verheft. Dit gebed moet derhalve als alleenspraak weerklinken, terwijl de menigte die is samengekomen om de heilige liturgie te vieren eerbiedig het stilzwijgen bewaart.
Dit gebed is dus niet in de eerste plaats een catechese die de bijzondere aspecten van de betreffende Eucharistieviering moet belichten, maar een dankzegging voor het gehele heilsmysterie of voor een onderdeel hiervan dat, naargelang van de verscheidenheid van dag, feest of ritus, in de liturgische viering wordt herdacht.' Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 55. a
Daarom juist is in het nieuwe Romeins Missaal - opdat allen die aan de Eucharistie deelnemen God beter kunnen danken en prijzen - 'een groot aantal prefaties toegevoegd, welke ofwel ontleend zijn aan de oude Romeinse traditie, ofwel eerst nu zijn samengesteld, met de bedoeling dat hierdoor de bijzondere aspecten van het heilsmysterie duidelijker aan de dag treden en talrijkere en bredere motieven voor de dankzegging worden geboden'. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969)
Om deze reden ook kan de priester die in de Eucharistie voorgaat het Eucharistisch Gebed met enkele woorden inleiden, Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 11 om voor de gelovigen het speciale motief van deze dankzegging aan te geven, op een wijze die aangepast is aan de concrete gemeenschap, zodat deze zich bewust wordt dat haar eigen leven met de geschiedenis van het heil verbonden is en een groter geestelijk voordeel vindt in de Eucharistieviering.
Gezien het doel van het Eucharistisch Gebed, en zijn samenhang of structuur, dient men het aspect dat petitio ofwel intercessie genoemd wordt als secundair te beschouwen. In de vernieuwde liturgie komt dit aspect vooral aan de orde in de zogenaamde Voorbede, waarin in een vrijere en meer aan de omstandigheden aangepaste vorm, de smeekbeden voor de kerk en voor alle mensen ter wereld en hun noden tot uitdrukking komen; toch bieden de nieuwe liturgische boeken ook allerlei intercessie-formulen, die men bij bijzondere gelegenheden in het eucharistisch gebed op het daarvoor bestemde moment kan invoegen, vooral in de Missae rituales. In het Eucharistisch Gebed I ofwel de Romeinse Canon heeft men de mogelijkheid om namen in het Memento (N.N.) in te voegen; er is een bijzonder Memento voor peter en meter in de missen bij de christelijke initiatie van volwassenen; er zijn speciale Hanc igitur>-formules vanaf de Paaswakemis tot aan de tweede zondag van Pasen, in missen voor dopelingen of volwassen bekeerlingen, voor vormelingen, voor wijdelingen, voor bruidsparen, voor geprofesten, voor gewijde maagden; de Eucharistische gebeden II, III en IV kennen aparte invoegingen voor volwassen bekeerlingen, geprofesten en gewijde maagden. Op deze wijze kan men rekening houden met de bijzondere aard van de viering, terwijl tot uitdrukking wordt gebracht dat men deze smeekbede verricht in gemeenschap met de gehele kerk. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 55. g
Behalve de bovenvermelde mogelijkheden tot variatie, die hierop gericht zijn dat dankzegging en intercessies een sterkere eenheid vormen binnen de viering, kent de Romeinse traditie een aantal bijzondere formules die worden ingelast 'infra actionem' op hoogfeesten van het liturgisch jaar; hierdoor wordt de gedachtenis van het mysterie van de Heer dat gevierd wordt duidelijker uitgedrukt. vgl. eigen Communicantes op het geboortefeest des Heren en gedurende het octaaf, op Openbaring des Heren, vanaf de Paaswake-mis tot aan de tweede zondag van Pasen, op Hemelvaart des Heren, op Pinksterzondag.
Uit dit alles blijkt dat het eigen is aan de Romeinse traditie zowel aan de onveranderlijkheid van de tekst een groot gewicht toe te kennen als wenselijke variaties toe te laten. Indien de gelovigen immers door het vaker horen van dezelfde tekst zich in zekere zin gemakkelijker met de celebrerende priester in gebed kunnen verenigen, worden die enkele, minder vaak voorkomende variërende gedeelten tot aangename en doelmatige afwisselingen, die de aandacht spitsen, de godsvrucht bevorderen en het gebed een bijzondere kleur geven.
Er bestaat dan ook geen enkel bezwaar tegen dat de bisschoppenconferenties voor hun gebied, de bisschop wat betreft het proprium van zijn bisdom of de bevoegde overheid wat betreft het proprium van haar religieuze gemeenschap, variaties scheppen binnen het kader van de bovengenoemde veranderlijke onderdelen (nn. 8-10), en deze dan met een verzoek om bekrachtiging aan de Apostolische Stoel voorleggen.
Aan de ecclesiale waarde van de Eucharistieviering moet men het hoogste belang hechten. In de Eucharistieviering immers 'wordt uitgebeeld en tot stand gebracht de eenheid van de gelovigen, die één lichaam in Christus vormen' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3 en 'de viering van de Mis is in zichzelf reeds een geloofsbelijdenis waarin de gehele kerk zichzelf als zodanig erkent en uitdrukt'. Vgl. Secretariaat voor eenheid der Christenen, Gemeenschappelijke verklaring van zijne Heiligheid Paus Paulus VI en Zijne Heiligheid Shenouda III, Paus van Alexandrië en Patriarch van de zetel van de H. Marcus van Alexandrië (10 mei 1973) Dit alles komt bij uitstek tot uiting in het Eucharistisch Gebed, waarin niet een of andere privé persoon of slechts een plaatselijke gemeenschap, maar 'de ene en enige katholieke kerk', die in elk van de afzonderlijke kerken bestaat, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 zich tot God richt.
Waar echter eucharistische gebeden zonder goedkeuring van de bevoegde kerkelijke overheid gebruikt worden, ontstaan er niet zelden onder de priesters en binnen de gemeenschappen zelf onrust en onenigheden, terwijl de Eucharistie juist 'het teken van eenheid' en 'de band der liefde' moet zijn. Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26, 13: CCL 36,226 Velen klagen over de subjectieve aard van dit soort teksten. En inderdaad hebben degenen die aan de viering deelnemen er recht op dat het Eucharistisch Gebed, waaraan zij door hun 'Amen' aan het slot als het ware hun instemming verlenen, niet gekleurd of overheerst wordt door de persoonlijke oriëntatie van degene die het heeft samengesteld of uitspreekt.
Vandaar dus de noodzaak alleen die teksten voor het Eucharistisch Gebed te gebruiken, die goedgekeurd zijn door de bevoegde kerkelijke overheid, en die op duidelijke en volledige wijze de geest van de Kerk uitdrukken.
Een nauwkeuriger aanpassing evenwel van de viering aan de verschillende gemeenschappen en omstandigheden, en een vollediger tot uitdrukking brengen van het catechetisch aspect, hetgeen in het Eucharistisch Gebed, vanwege zijn aard, slechts zelden geschikt kan gebeuren, zal moeten geschieden in die onderdelen en formules van de viering, welke afwisseling toelaten of zelfs vereisen.
Allereerst worden degenen die de vieringen voorbereiden en zij die hierin voorgaan herinnerd aan de mogelijkheid die de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970) Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 314-324 biedt, om in sommige gevallen Misformulieren of afzonderlijke teksten voor de verschillende onderdelen van de mis, zoals lezingen, oraties, gezangen, zó te kiezen (uit lectionarium en missaal) dat zij 'zo goed mogelijk beantwoorden aan de noden, gesteltenis en ontwikkeling van de aanwezigen'. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 313 Ook andere documenten, na deze uitgave van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970) gepromulgeerd, die nog verdere normen en suggesties bieden voor levendige en aan de pastorale noodzaken aangepaste vieringen, mogen geen dode letter blijven. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over HH. Missen in bijzondere bijeenkomsten, Actio Pastoralis (15 mei 1969) Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Instructie over de wijze van het uitdelen van de Heilige Communie, Memoriale Domini (29 mei 1969) Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Instructie over onder beide Gedaante communiceren, Sacramentali Communione (29 juni 1970)
Onder de elementen die van nut kunnen zijn voor een bredere aanpassing en die binnen de bevoegdheid van iedere celebrant vallen, moeten genoemd worden: de monitiones of korte toespraken, de homilie en de voorbede.
Vooreerst de monitiones. Hierdoor worden de gelovigen in staat gesteld de viering of bepaalde onderdelen ervan te begrijpen en er in de juiste geest aan deel te nemen. Van bijzonder belang zijn de monitiones, die volgens de lnstitutio generalis van het Romeins Missaal door de priester zelf worden geformuleerd en uitgesproken: om de gelovigen in te leiden in de Mis van de dag, vóórdat de viering begint; in de woorddienst, vóór de lezingen; bij het Eucharistisch Gebed, vóór de prefatie; en vóór de wegzending, om de gehele viering te besluiten. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 11 Maar men moet ook groot belang hechten aan de inleidende formules die in de Ordo Missae zelf vóór bepaalde onderdelen worden gegeven, bijvoorbeeld vóór de boeteritus of vóór het Onze Vader. Deze inleidingen behoeven niet precies letterlijk te worden uitgesproken in de vorm waarin het Missaal deze geeft; daarom kan het van nut zijn ze, minstens in bepaalde gevallen, enigszins aan te passen aan de feitelijke situatie van de gemeenschap. Wel moet men rekening houden met de eigen aard van de monitio, om te voorkomen dat zij een preek of homilie wordt; men zorge ervoor kort te zijn en men vermijde breedsprakigheid, om de aanwezigen niet te vervelen.
Naast de 'monitiones' moet de homilie vermeld worden die 'een deel van de liturgie zelf Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 52 is. In de homilie wordt het in de liturgische bijeenkomst verkondigde woord Gods aan de gemeenschap verklaard waarbij rekening wordt gehouden met het bevattingsvermogen en de levenswijze der aanwezigen, voor zover dit binnen de liturgieviering mogelijk is.
Tenslotte moet men groot belang hechten aan de voorbede, waarin de gemeenschap - na de homilie - in zekere zin antwoord geeft op het woord Gods dat zij heeft ontvangen. Om efficiënt te kunnen zijn moet de voorbede in haar verschillende intenties voor de vele noden van de mensheid de instemming hebben van alle aanwezigen. Daarom zal men bij het formuleren op een verstandige wijze van de vrijheid gebruik moeten maken die bij de aard van dit gebed past.
Behalve bij de goede keuze van deze onderdelen vereist het gemeenschapskarakter en de levendigheid van de liturgische viering, dat de celebrant en de anderen die een speciale taak vervullen rekening houden met de verschillende vormen van woordoverdracht ten aanzien van de gemeenschap, zoals de lezing, de homilie, de 'monitio', de inleiding en dergelijke. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 23
Bij het uitspreken van de gebeden, vooral van het Eucharistisch Gebed, vermijde de priester enerzijds een saaie en eentonige voordracht, anderzijds een wijze van spreken en van optreden die te subjectief of pathetisch is. Als voorganger in de liturgie, moet hij door zijn manier van lezen, zingen of optreden de aanwezigen werkelijk helpen om een gemeenschap te vormen die de gedachtenis van de Heer viert en beleeft.
Om bovendien de woorden te laten doorklinken en hun geestelijke uitwerking te bevorderen moet, overeenkomstig veler verlangen, op bepaalde ogenblikken een gewijde stilte in acht genomen worden, die een deel is van de liturgische handeling. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 30 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 17 Zo kan ieder voor zich, naargelang van de aard en het tijdstip van deze stilte, tot zichzelf komen, of wat hij gehoord heeft een ogenblik overwegen, of God in zijn hart prijzen en tot Hem bidden. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 23
Na al het voorgaande lijkt de wens en de verwachting gerechtvaardigd, dat de priesters zich inspannen niet om nieuwigheden op het gebied van teksten en riten in de liturgie in te voeren, maar om de gelovigen in te wijden in de aard, de structuur, de bestanddelen van de liturgische vieringen, vooral van het Eucharistisch Gebed, met het oog op een beter begrip en een meer bewuste beleving van de liturgie. Want de kracht en de werkdadigheid van de liturgie bestaat niet uitsluitend in de nieuwheid en veranderlijkheid van de onderdelen, maar in het diepgaande contact met het heilsmysterie dat in de liturgieviering tegenwoordig wordt gesteld en werkzaam is. Alleen op deze manier kunnen de gelovigen in de belijdenis van het ene geloof en in het eensgezinde gebed tot God hun heil verkrijgen en in gemeenschap met hun broeders leven.
De inhoud van deze rondzendbrief, opgesteld door deze congregatie, is op 18 april 1973 goedgekeurd en bevestigd door Paus Paulus VI, die tot publicatie hiervan opdracht heeft gegeven.
Gegeven ten huize van de Congregatie voor de goddelijke eredienst, 27 april 1973.
ARTURUS kard. TABERA,
prefect
+ H. BUGNINI,
tit. aartsbisschop van Diocletiana,
secretaris