Paus Franciscus - 2 april 2015
‘Mijn hand is zijn steun, Mijn arm maakt hem sterk’ (Ps. 89,22). Zo denkt de Heer, wanneer Hij tegen zichzelf zegt: ‘In David vond Ik een dienaar, Ik zalfde hem met heilige olie’ (Ps. 89,21). Zo denkt onze hemelse Vader telkens wanneer Hij een priester ‘aantreft’. En Hij voegt eraan toe: ‘Mijn trouw en mijn liefde vergezellen hem (...) Hij zal tot Mij roepen: 'U bent mijn Vader, mijn God, de rots die mij redt!’ (Ps. 89,25.27).
Het is zeer mooi om met de psalmist in te treden in deze monoloog van God. Hij spreekt over ons, zijn priesters, zijn geestelijken. Maar in werkelijkheid is het geen monoloog: Hij spreekt niet als een eenling. Het is de Vader die tot Jezus zegt: ‘Jouw vrienden, die Jou liefhebben, kunnen op een speciale manier tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader’. Vgl. Joh.14,21 En als de Heer zozeer aan ons denkt en er dermate bezorgd over is hoe Hij ons kan helpen, dan is dat omdat Hij weet dat het een zware taak is om de gelovigen te zalven; het geeft ons vermoeidheid en last. We ervaren dat in alle mogelijke vormen: van de gewone vermoeidheid vanwege het dagelijkse pastorale werk tot en met de ziekte en dood, met inbegrip van de zelfvernietiging in het martelaarschap.
De vermoeidheid van de priester! Weet u hoe vaak ik daaraan denk: aan de vermoeidheid van u allen? Ik denk er vaak aan en ik bid er veel voor, vooral als ik zelf moe ben. Ik bid voor u, die werkzaam zijt temidden van het volk van God, dat aan u toevertrouwd is - velen werken op zeer eenzame en gevaarlijke plaatsen. Onze vermoeidheid, dierbare priesters, is als wierook die geruisloos opstijgt naar de hemel Vgl. Ps. 141,2 Vgl. Openb. 8,3-4 Onze vermoeidheid gaat recht naar het hart van de Vader.
Wees ervan overtuigd dat Onze-Lieve-Vrouw uw vermoeidheid opmerkt en onmiddellijk de Heer daarop attent maakt. Als een moeder begrijpt ze, wanneer haar kinderen vermoeid zijn, en ze denkt aan niets anders. ‘Wees welkom! Rust uit, mijn zoon. Daarna zullen we praten ... Ben ik, jouw moeder, niet hier?’ - Dat zal ze tot ons zeggen, wanneer we tot haar naderen. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 286 En zoals te Kana zal ze tot haar Zoon zeggen: ‘Zij hebben geen wijn meer‘ (Joh. 2, 3).
Het gebeurt ook, wanneer we de last van het pastorale werk voelen, dat we in de verleiding komen om op een willekeurige wijze te gaan uitrusten, alsof onze rust niet ook met God te maken zou hebben. Vallen we niet in deze verleiding! Onze vermoeidheid is kostbaar in de ogen van Jezus, die ons opneemt en ons weer doet opstaan: ‘Komt allen tot Mij, die uitgeput zijt en onder lasten gebukt gaat. Ik zal u rust geven’. Vgl. Mt. 11, 28 Wanneer iemand beseft dat hij, als hij moe is, zich in aanbidding kan neerbuigen en kan zeggen: ‘Genoeg voor vandaag, Heer’, en zich kan overgeven aan de Vader, dan weet hij ook dat hij niet zal instorten, maar zichzelf zal vernieuwen, want degene die het gelovige Godsvolk heeft gezalfd met olie der vreugde, die zal ook zelf door de Heer gezalfd worden: Hij verandert zijn as in een diadeem, zijn tranen in een geurige olie van vreugde, zijn neerslachtigheid in liederen. Vgl. Jes. 61, 3
Laten we goed in gedachten houden dat de sleutel tot priesterlijke vruchtbaarheid daarin gelegen is, hoe we ons ontspannen en dat we voelen hoe de Heer met onze vermoeidheid omgaat. Hoe moeilijk is het om te leren uit te rusten! Daarmee is ons vertrouwen verbonden en het feit dat we ons herinneren dat ook wij schapen zijn. Enkele vragen kunnen daarbij nuttig voor ons zijn.
Versta ik de kunst om uit te rusten, doordat ik de liefde, de gratuïteit en de genegenheid, die het gelovige Godsvolk mij schenkt, ook daadwerkelijk kan ontvangen? Of ben ik, na het pastorale werk, op zoek naar geraffineerde manieren van ontspanning: niet die van de armen, maar degene die de consumptiemaatschappij biedt? Is de Heilige Geest voor mij werkelijk ‘rust in de onrust’, of is Hij gewoon degene die mij arbeid verschaft? Kan ik een verstandig priester om raad vragen? Kan ik ook uitrusten van mezelf, van mijn zelf gestelde verwachtingen, van mijn zelfgenoegzaamheid en van mijn egocentrisme? Weet ik hoe ik met Jezus, met de Vader, met de Maagd Maria en met Sint-Jozef, met mijn vrienden, mijn beschermheiligen kan spreken, hoe ik kan uitrusten in de aanspraken die zij maken - en die licht en gemakkelijk zijn -, in hun welgevallen - ze houden zich graag in mijn gezelschap op -, in hun belangen en referentiepunten - ze zijn enkel geïnteresseerd in de eer van God - ...? Kan ik onder de bescherming van de Heer rust vinden tegenover mijn vijanden? Argumenteer ik en ben ik met innerlijke zelfgesprekken bezig, waarin ik voortdurend prakkiseer over mijn verdediging, of vertrouw ik mezelf toe aan de Heilige Geest, die mij leert wat ik bij elke gelegenheid moet zeggen? Ben ik overbezorgd en vermoei ik mezelf op een overdreven manier, of vind ik vrede door zoals Paulus te zeggen: ‘Ik weet in Wie ik mijn vertrouwen heb gesteld’ (2 Tim. 1, 12)?
Laten we kort nogmaals de taken doorlopen van de priesters, die de liturgie ons vandaag voorhoudt: aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen vrijlating te verkondigen en aan blinden hun genezing, aan verdrukten vrijheid te schenken, en om een genadejaar van de Heer uit te roepen. Jesaja vermeldt ook van het genezen van degenen wier hart gebroken is, en het troosten van de treurenden.
Dit zijn geen gemakkelijke, uiterlijke bezigheden zoals ambachtelijke arbeid - bijvoorbeeld het bouwen van een nieuwe parochiezaal of het trekken van de lijnen van het voetbalveld voor de kinderen uit het jeugdcentrum... De door Jezus genoemde verplichtingen sluiten ons vermogen tot medelijden in; het zijn verplichtingen waarin ons hart ‘bewogen’ en innerlijk aangeraakt wordt. Wij verheugen ons met de verloofden, die gaan trouwen; we lachen met het kind dat geboren is en ten doop gehouden wordt; we begeleiden de jongeren die zich voorbereiden op het huwelijk en op een gezin; we delen in het lijden van de mensen die op hun ziekbed de ziekenzalving ontvangen; we huilen met degenen die een geliefde naar het graf begeleiden... Zovele emoties, zoveel liefdevolle genegenheid vermoeit het hart van een herder. Voor ons, priesters, zijn de verhalen van onze mensen geen nieuwsbulletin: we kennen onze mensen, we kunnen raden naar wat er gaande is in hun hart, en in de mate dat we met hen lijden, versnippert zich ook ons hart; het wordt verdeeld in duizend stukken, het wordt uitgeput en het lijkt zelfs door de mensen genuttigd te worden: ‘Neem en eet!’ Dit zijn de woorden, die de priester van Jezus voortdurend fluistert, wanneer hij zorg draagt voor zijn gelovige volk: ‘Neem en eet’, ‘neemt en drinkt’... En zo schenkt ons priesterleven zich weg in de dienst, in de nabijheid bij het gelovige volk van God… dat steeds vermoeid maakt.
Nu zou ik met u graag nog enkele vormen van vermoeidheid willen bespreken, waarover ik gemediteerd heb.
De eerste vorm die we kunnen noemen is ‘de vermoeidheid van mensen, van groepen mensen’. Voor de Heer waren ze vermoeiend, net zoals voor ons, maar het is een gezonde vermoeidheid, een vermoeidheid vol vruchten en vol vreugde. De mensen die Hem volgden; de families die hun kinderen bij Hem brachten, opdat Hij ze zou zegenen; degenen die genezen waren, en die met hun vrienden kwamen; de jonge mensen, die enthousiast waren voor de rabbi... ze gunden Hem niet eens de tijd om te eten. Vgl. Mc. 6, 31 Maar de Heer voelde zich niet gehinderd door de omgang met de mensen. Integendeel, het leek alsof Hij er nieuwe kracht uit putte. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 11 Deze vermoeidheid temidden van onze activiteiten is meestal een genade, die wij, als priesters ‘binnen bereik’ hebben. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 279 Hoe geweldig is dat: de mensen beminnen hun herders: ze houden van hen en hebben hen nodig! De gelovigen laten ons nooit zonder onmiddellijke taken, tenzij we ons verbergen in een kantoor of met verduisterde ramen doorheen de stad rijden. Dit soort vermoeidheid is goed en gezond. Het is de vermoeidheid van een priester die de geur heeft van zijn schapen... maar die op zijn gelaat de glimlach heeft van een vader, die kijkt naar zijn kinderen en kleinkinderen. Dat is iets heel anders dan degenen die zich met dure parfums tooien en die van veraf en van bovenaf neerkijken. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 97 Wij zijn de vrienden van de bruidegom, daarin bestaat onze vreugde. Wanneer Jezus in ons midden de kudde weidt, kunnen we geen zeurende herders zijn met een zuur gezicht en ook niet - wat nog erger is - verveelde herders. Geur van hun schapen en een vaderlijke glimlach... Ja, erg moe, maar met de vreugde van wie zijn Heer hoort zeggen: ‘Kom, gezegenden van mijn vader’ (Mt. 25, 34).
Er is ook de vermoeidheid, die we ‘de vermoeidheid van de vijand’ kunnen noemen. De duivel en zijn volgelingen slapen niet, en omdat hun oren het Woord van God niet verdragen, werken ze onvermoeibaar om het te laten uitwissen en te verdraaien. Hier is de vermoeidheid, om hun het hoofd te bieden, zwaarder. Het gaat niet alleen daarover, om het goede te doen - met alle moeite, die dit met zich meebrengt - maar men moet de kudde en zichzelf ook verdedigen tegen het kwaad. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 83 De boze is sluwer dan wij, en hij is in staat om in één enkel moment af te breken wat wij gedurende een lange tijd geduldig hebben trachten op te bouwen. Hier moet men bidden om de genade, om te leren neutraliseren: het kwade neutraliseren, niet het onkruid uittrekken, zich niet aanmatigen om als Übermenschen datgene te proberen te verdedigen, wat alleen de Heer verdedigen kan. Dit alles helpt om de armen niet te laten vallen tegenover de omvang van het kwaad en tegenover de bespotting van de goddelozen. Het Woord van de Heer, dat in deze situaties van vermoeidheid geldt, luidt: ‘Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen’ (Joh. 16, 33).
Als laatste - opdat deze preek u niet vermoeit - is er ook de ‘vermoeidheid van zichzelf’. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 277 Dit is misschien wel de meest gevaarlijke. De andere beide vormen van vermoeidheid komen voort uit het feit dat we worden blootgesteld, dat wij uit onszelf uitgaan om te zalven arbeid te verrichten (wij zijn degenen, die dienen zorgzaam te zijn). Deze vermoeidheid is echter meer op zichzelf gericht: het is de teleurstelling over jezelf. Deze teleurstelling wordt echter niet onder ogen gezien met de serene vrolijkheid van degene die ontdekt dat hij een zondaar is en vergeving nodig heeft: zo iemand bidt om hulp en gaat door. Het gaat echter om een vermoeidheid, die voortkomt uit een ‘willen en niet-willen’: namelijk dat men alles op het spel gezet heeft, om vervolgens echter terug te verlangen naar de knoflook en de uien van Egypte; het spelen met de illusie dat men iets anders is. Deze vermoeidheid noem ik graag het ‘koketteren met een spiritueel werelds-zijn’. En wanneer iemand alleen blijft, wordt men zich bewust hoeveel deelgebieden van het leven doordrenkt zijn van deze wereldse geest; we hebben zelfs de indruk dat ze met geen bad te reinigen zijn. Hier kan een verkeerde vorm van vermoeidheid ontstaan. Het Woord uit de Apocalyps toont ons de oorzaak van deze vermoeidheid: ‘U bent standvastig, u hebt zware lasten gedragen omwille van mijn naam, en u bent niet bezweken. Maar wat ik tegen u heb, is dat u uw eerste liefde hebt opgegeven’ (Openb. 2, 3-4). Alleen de liefde geeft rust. Wat men niet liefheeft, maakt moe, en op de lange termijn vermoeit dat op een verkeerde wijze.
Het diepste en meest geheimvolle beeld van de manier waarop de Heer met onze pastorale vermoeidheid omgaat, is de scène van de voetwassing: ‘Omdat Hij hield van degenen die Hem in de wereld toebehoorden, betoonde Hij hun zijn liefde tot het uiterste’ (Joh. 13, 1). Ik beschouw deze scène graag als het reinigen van het leerling-zijn. De Heer reinigt zelfs zijn leerlingen. Hij ‘raakt betrokken’ in onze bezigheden Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 24, Hij neemt het persoonlijk op zich om elke vlek te reinigen van wereldse, vettig smog, die we opgelopen hebben op de weg die we hebben afgelegd in zijn Naam.
Wij weten dat men aan de voeten kan aflezen hoe het gaat met ons hele lichaam. De manier, waarop we de Heer navolgen, toont hoe het gaat met ons hart. De wonden aan de voeten, de verstuikingen en de vermoeidheid zijn de tekens van hoe we Hem hebben nagevolgd, van welke wegen we gegaan zijn, op zoek naar zijn verloren schapen en in de pogingen om de kudde te leiden naar de groene weiden en de stille wateren. Vgl. Ps. 23, 2 Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 279 De Heer wast en reinigt ons van alles, dat zich op onze voeten heeft opgehoopt bij onze navolging van Hem. Dat is heilig. Hij laat niet toe, dat het bevlekt blijft. Zoals Hij oorlogswonden kust, zo wast Hij het vuil af, dat door de arbeid achtergelaten is.
De leerlingen van Jezus worden gewassen door de Heer Zelf, zodat we ons gerechtvaardigd voelen, ‘vrolijk’ zijn, ‘vervuld’ en ‘bevrijd van angst en schuld’, en we zo de moed hebben om op te breken en ‘tot de uiteinden der aarde te gaan, naar alle periferieën’ Vgl. Hand. 1, 8 , om deze Blijde Boodschap aan de meest verlatenen te brengen, in het bewustzijn dat Hij ‘bij ons is alle dagen, tot aan het einde van de wereld‘. Vgl. Mt. 25, 20 Laten we leren om moe te zijn, maar dan wel moe op een goede manier!