Paus Franciscus - 11 april 2015
In de Veertigdagentijd van dit Heilig Jaar ben ik van plan de Missionarissen van de Barmhartigheid uit te zenden. Zij zullen een teken zijn van de moederlijke zorg van de Kerk voor het Volk van God, opdat het ten diepste binnentreedt in de rijkdom van dit voor het geloof zo fundamenteel mysterie. Het zullen priesters zijn aan wie ik de bevoegdheid zal geven ook de zonden te vergeven die zijn voorbehouden aan de Apostolische Stoel, opdat de omvang van hun mandaat zichtbaar wordt. Zij zullen vooral een levend teken zijn van hoe de Vader allen ontvangt die op zoek zijn naar zijn vergeving. Het zullen missionarissen zijn van de barmhartigheid, omdat zij bij allen bewerkers zullen worden van een ontmoeting vol menselijkheid, een bron van bevrijding, rijk aan verantwoordelijkheid om de hindernissen te overwinnen en het nieuwe leven van het doopsel te hernemen. Zij zullen zich in hun zending laten leiden door de woorden van de Apostel: “Zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten om allen in te sluiten in zijn ontferming” (Rom. 11, 32). Allen, niemand uitgesloten, zijn immers geroepen de oproep tot barmhartigheid te aanvaarden. Mogen de missionarissen deze oproep beleven, wetend dat zij de blik op Jezus kunnen richten, “een barmhartig en getrouw hogepriester” (Heb. 2, 17).
Ik vraag de broeders in het bisschopsambt deze missionarissen uit te nodigen en te ontvangen, opdat zij vóór alles overtuigende predikers zijn van de barmhartigheid. Laten er in de bisdommen “volksmissies” georganiseerd worden, zodat deze missionarissen verkondigers zijn van de vreugde van de vergeving. Laat hun worden gevraagd het sacrament van de verzoening voor het volk te vieren, opdat de tijd van genade, die in het Jubeljaar wordt gegeven, het zeer veel kinderen die veraf zijn, mogelijk wordt gemaakt de weg naar het vaderhuis terug te vinden. Mogen de herders vooral gedurende de sterke tijd van de Veertigdagentijd zich beijveren de gelovigen opnieuw op te roepen te naderen “tot de troon van Gods genade om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp” (Heb. 4, 16).