Paus Franciscus - 11 april 2015
De pelgrimstocht is een bijzonder teken van het Heilig Jaar, omdat het een icoon is van de tocht die ieder in zijn bestaan aflegt. Het leven is een pelgrimstocht en het menselijk wezen is een viator, een pelgrim die een weg aflegt naar een begeerd doel. Ook om de Heilige Deur in Rome en in ieder andere plaats te bereiken zal ieder naar eigen krachten een pelgrimstocht moeten volbrengen. Dit zal een teken zijn van het feit dat ook de barmhartigheid een doel is om te bereiken en dat het inzet en offer vraagt. Moge de pelgrimstocht derhalve een prikkel tot bekering zijn: wanneer wij door de Heilige Deur gaan, zullen wij ons laten omarmen door de barmhartigheid van God en zullen wij ons ervoor inzetten barmhartig te zijn voor de ander, zoals de Vader dat is voor ons.
De Heer Jezus geeft de fases van de pelgrimstocht aan waardoor het mogelijk is dit doel te bereiken: “Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden; veroordeelt niet, dan zult ge niet veroordeeld worden; spreekt vrij, en ge zult vrijgesproken worden. Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken” (Lc. 6, 37-38). Hij zegt vooral niet te oordelen en niet te veroordelen. Als men zich niet het oordeel van God op de hals wil halen, mag niemand rechter worden van zijn eigen broeder of zuster. De mensen blijven met hun oordeel immers aan de oppervlakte steken, terwijl de Vader naar het binnenste kijkt. Hoeveel kwaad doen woorden, wanneer zij voortkomen uit gevoelens van afgunst en nijd! Kwaad spreken over een broeder of zuster in zijn of haar afwezigheid staat gelijk aan het in een kwaad daglicht stellen, aan zijn of haar goede naam in gevaar brengen en hem of haar een speelbal van geroddel laten zijn. Niet oordelen en niet veroordelen betekent in positieve zin alles wat er aan goeds is in een persoon, weten te zien en niet toestaan dat hij te lijden heeft door ons gedeeltelijk oordeel en onze pretentie alles te weten. Maar dat is nog niet voldoende om de barmhartigheid tot uitdrukking te brengen. Jezus vraagt ook te vergeven en te geven. Instrument te zijn van vergeving, omdat wij die als eersten van God hebben gekregen. Edelmoedig zijn ten opzichte van allen, wetend dat ook God zijn welwillendheid zeer grootmoedig aan ons schenkt.
Barmhartig zoals de Vader is dus het “motto” van het Heilig Jaar. In de barmhartigheid hebben wij het bewijs van hoe God liefheeft. Hij geeft zichzelf geheel, voor altijd, om niet en zonder iets daarvoor terug te vragen. Hij komt ons te hulp, wanneer wij Hem aanroepen. Het is mooi dat het dagelijks gebed van de Kerk begint met de woorden: “Mijn God, kom mij te hulp, Heer, haast U mij te helpen” (Ps. 70, 2). De hulp die wij inroepen, is al de eerste stap van de barmhartigheid van God jegens ons. Hij komt ons redden uit de toestand van zwakte waarin wij leven. En zijn hulp bestaat erin ons zijn aanwezigheid en nabijheid te doen begrijpen. Dag voor dag kunnen ook wij, geraakt door zijn medelijden, medelijden betonen jegens allen.