Paus Benedictus XVI - 6 juni 2005
Geliefde broeders en zusters,
Heel graag heb ik de uitnodiging aangenomen om een overweging te komen geven voor onze Diocesane bijeenkomst, ten eerste omdat het mij de mogelijkheid geeft om u te ontnoeten, om direct contact met u te hebben, en ook omdat ik kan helpen u een dieper begrip te geven van de zin en betekenis van de pastorale weg die de Kerk van Rome maakt.
Van harte groet ik ieder van u, Bisschoppen, priesters, diakens, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en in het bijzonder de leken en families die gewetensvol hun verantwoordelijke taken op zich nemen en Christelijke getuigenis geven dat zijn oorsprong vindt in het Sacrament van de Doop en, voor diegenen die getrouwd zijn, in het Sacrament van het Huwelijk. Ik dank hartelijk de Kardinaal Vicaris en het echtpaar Luca en Adriana Pasquale, voor hun woorden namens u allen.
Deze conventie en de richtsnoeren die gegeven zullen worden voor het pastorale jaar is een nieuwe etappe van de weg, begonnen door de Kerk van Rome, gebaseerd op de Diocesane Synode en de "Stadsmissie", gewenst door onze zeer geliefde Paus Johannes Paulus II in de voorbereiding tot het Grote Jubileum 2000. In die missie zijn alle geledingen van ons bisdom - parochies, religieuze gemeenschappen, groepen en bewegingen - gemobiliseerd, niet alleen voor de missie onder de mensen van Rome, maar om ook zelf "een volk van God met een missie" te zijn, daarmee in praktijk brengend wat Johannes Paulus II zo scherp omschreef: "de parochie moet zichzelf zoeken buiten zichzelf" en zichzelf vinden, dat is, op die plaatsen waar de mensen leven. Het was dus tijdens deze Stadsmissie dat duizenden Christenen van Rome, voor leken, missionarissen werden en woorden van geloof brachten naar gezinnen in de diverse disctricten van de stad, en daarna naar de verschillende werkplaatsen, ziekenhuizen, scholen en universiteiten, naar de omgeving van cultuur en recreatie.
Na het Heilig Jaar vroeg mijn geliefde Voorganger niet te stoppen met deze reis en niet de apostolische energie te verliezen of de vruchten van genade. Daarom dat sinds 2001 de fundamentele pastorale politiek van het Diocees is geworden om de missie een permanente vorm te geven, en om met meer nadruk een missionaire benadering van leven en werken van de parochies en van ieder ander kerkelijke situatie vorm te geven.
....
Het uitgangspunt, waarvan men uit moet gaan, om de missie van het gezin in de Christelijke maatschappij en haar opgave bij de vorming van de persoon en het doorgeven van het geloof te kunnen begrijpen, blijft steeds de betekenis die huwelijk en gezin heeft in het plan van God, de Schepper en de Verlosser. Dat zal dan ook de kern van mijn voordracht van vanavond zijn, waarbij ik mij baseer op de leer zoals deze in het Apostolische Schrijven H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 12-16 is weergegeven.
Van deze fundamentele relatie tussen God en mens is een andere relatie afgeleid: De onlosmakelijke relatie tussen geest en lichaam. De mens is een ziel die zichzelf uitdrukt in het lichaam en (een) lichaam dat het leven ontvangt van een onsterfelijke geest. Aldus heeft het lichaam van man en vrouw een theologisch karakter. Het is niet simpel een lichaam. Wat biologisch is in de mens is niet louter biologisch, maar een uitdrukking en vervulling van onze menselijkheid. Zo bestaat de menselijke seksualiteit niet naast onze persoon maar maakt het er onderdeel van uit. Alleen wanneer seksualiteit geïntegreerd is in de persoon kan het erin slagen zichzelf betekenis te geven.
Zo ontstaat vanuit de twee relaties, - die van de mens met God en, in de mens, de relatie tussen lichaam en geest, - een derde relatie, de relatie die bestaat tussen persoon en instituut. De totaliteit van de mens omvat de tijdsdimensie en het 'ja' van de mens gaat verder dan het huidige moment: In deze totaliteit betekent het 'ja': 'altijd'. Het vormt de omgeving van trouw. Alleen in deze ruimte kan dit geloof groeien hetgeen een toekomst geeft en de kinderen, vruchten van de liefde, in moeilijke perioden in staat stelt te geloven in de mens en in zijn toekomst. De vrijheid van het 'ja' is dus als een vrijheid die in staat is te aanvaarden wat definitief is: de hoogste uitdrukking van vrijheid is dus niet het navolgen van plezier zonder ooit tot een echt besluit te komen. Ogenschijnlijk lijkt deze permanente openheid de realisatie van vrijheid te zijn, maar dat is niet waar: de ware uitdrukking van vrijheid is, integendeel, het vermogen een beslissing te nemen voor een definitieve gave, waarin vrijheid, door zichzelf op te geven, zich weer volledig terugvindt.
In concreto opent het persoonlijke en wederkerige 'ja' van man en vrouw de ruimte voor de toekomst, voor de authentieke menselijkheid van elk van hen, en tegelijkertijd is het bestemd voor de gave van een nieuw leven. Daarom moet dit persoonlijke 'ja' noodzakelijkerwijs ook een 'ja' zijn dat ook openlijk verantwoordelijk is, waarmee de echtgenoten de publieke verantwoordelijkheid van trouw aanvaarden, dat ook de toekomst van de gemeenschap garandeert. Geen van ons behoort uitsluitend zichzelf toe: daarom is iedereen geroepen om in zijn diepste zelf zijn eigen publieke verantwoordelijkheid te aanvaarden. Het huwelijk als een instituut is daarom niet een onnodige tussenkomst van de samenleving of van de autoriteiten, een opleggen van buitenaf in de meest besloten realiteit van het leven; integendeel, het is een intrinsieke behoefte van het verbond van echtelijke liefde en van de diepte van de menselijke persoon.
De verschillende huidige vormen van ontbinding van het huwelijk, zoals de vrije verbintenissen en 'proefhuwelijk', inclusief het pseudo-huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, zijn integendeel uitdrukkingen van een anarchistische vrijheid dat onterecht als de authentieke bevrijding van de mens wordt gezien. Een pseudo-vrijheid zoals deze is gebaseerd op de vervlakking van het lichaam, hetgeen onvermijdelijk leidt tot de vervlakking van de mens. Het veronderstelt dat de mens van zichzelf kan maken wat hij wil; Dus zijn lichaam wordt iets ondergeschikts, dat vanuit menselijk perspectief kan worden bewerkt en kan worden gébruikt zoals iemand het wel gevalt. Losbandigheid, dat een ontdekking van het lichaam en de waarde lijkt te zijn, is in realiteit een tweeslachtigheid die het lichaam verachtelijk maakt, doordat het lichaam buiten het authentieke wezen en waardigheid van de persoon wordt geplaatst.
De waarheid van huwelijk en gezin, die in de waarheid van de mens geworteld is, heeft haar verwerkelijking in de heilsgeschiedenis gevonden, in het middelpunt waarvan het woord staat: "God heeft zijn volk lief". De Bijbelse openbaring is allereerst uitdrukking van een liefdesgeschiedenis, de geschiedenis van het Verbond van God met de mensen: daarom konden geschiedenis van de liefde en de verbinding van een man en een vrouw in het verbond van het huwelijk door God als symbool van de heilsgeschiedenis aangenomen worden. Het onuitsprekelijke feit, het geheim van de liefde van God voor de mens, krijgt zijn verbale gestalte uit het vocabulaire van huwelijk en gezin - positief zowel als negatief. De toenadering van God tot zijn volk wordt inderdaad in de taal van de huwelijksliefde verklaard, terwijl de trouweloosheid en de afgodendienst van Israël als echtbreuk en prostitutie wordt aangeduid.
In het Nieuwe Testament gaat God in zijn liefde zo ver, dat Hij zelf in zijn Zoon vlees van ons vlees, ware mens wordt. Op deze manier heeft de verbinding van God met de mens zijn hoogste, onomkeerbare en definitieve vorm aangenomen. En zo wordt ook voor de menselijke liefde haar definitieve vorm vastgelegd, dat wederzijds "ja", dat onherroepelijk is. Zij vervreemdt de mens niet, maar bevrijdt hem van de ontvreemdingen van de geschiedenis, om hem tot de waarheid van de schepping terug te brengen. Het sacramentele karakter, dat het huwelijk in Christus aanneemt, betekent dus dat het geschenk van de schepping tot de genade van de verlossing verheven is. De genade van Christus is geen uiterlijke toevoeging aan de natuur van de mens, zij doet haar geen geweld aan, maar bevrijdt haar en herstelt haar juist daardoor, dat zij haar boven haar eigen grenzen verheft. Zoals de menswording van de Zoon van God haar ware betekenis aan het Kruis zichtbaar laat worden, zo is de echte menselijke liefde overgave van zichzelf en kan niet bestaan, wanneer zij zich aan het kruis wil onttrekken.
Dierbare broeders en zusters, deze diepe band tussen God en de mens, tussen de liefde van God en de menselijke liefde, wordt ook bevestigd in vele negatieve neigingen en ontwikkelingen, waarvan wij allemaal de last ervaren. De vermindering van de menselijke liefde, de onderdrukking van het ware vermogen tot liefde blijkt in onze tijd namelijk het meest geëigende en werkzame wapen te zijn, om God uit het bewustzijn van de mens te vegen, om God uit de blik en het hart van de mens te verwijderen. Op gelijke wijze leidt de wil, de natuur van God te "bevrijden", ertoe, de werkelijkheid van de natuur, met inbegrip van de natuur van de mens, uit het oog te verliezen; deze wordt tot een geheel van functies verkort, waarover men naar believen kan beschikken om een schijnbaar betere wereld en een zogenaamd gelukkiger mensheid op te bouwen. In plaats daarvan wordt het heilsplan van de Schepper verstoord en daarmee de waarheid over onze natuur.
Ook in het voortbrengen van de kinderen weerspiegelt het huwelijk zijn goddelijk voorbeeld, Gods liefde voor de mens. Bij man en vrouw laten zich het vaderschap en het moederschap, evenals het lichaam en de liefde, niet tot het biologische beperken. Het leven wordt alleen geheel doorgegeven, als met de geboorte ook de liefde en de zin worden doorgegeven, die het mogelijk maken, ja te zeggen tegen dit leven. Daardoor wordt heel duidelijk, hoe zeer het in tegenspraak is met de menselijke liefde, met de diepe roeping van man en vrouw, hun verbinding systematisch voor het geschenk van het leven af te sluiten en nog meer, het leven dat ontstaat uit de weg te ruimen of het te verwonden.
Geen man en geen vrouw kunnen toch alleen en slechts uit eigen krachten de kinderen op gepaste wijze de liefde en de zin van het leven schenken. Want om tegen iemand te kunnen zeggen: "Je leven is goed, ook wanneer ik je toekomst niet ken", heeft een hoger gezag en geloofwaardigheid nodig, dan het individu zichzelf kan geven. De christen weet, dat dit gezag overgedragen is aan die omvangrijke familie, die God door zijn Zoon Jezus Christus en de gave van de Heilige Geest in de geschiedenis van de mensen geschapen heeft, namelijk de Kerk. Hij erkent dat hier die eeuwige en onverwoestbare liefde aan het werk is, die het leven van ieder van ons een voortdurende zin waarborgt, ook wanneer we de toekomst niet kennen. Daarom heeft de stichting van ieder gezin afzonderlijk plaats in het raam van de grotere familie de Kerk, die het steunt, meedraagt en er voor instaat, dat de zin heerst en dat ook in de toekomst het "ja" van de Schepper erop rust. En omgekeerd wordt de Kerk door de gezinnen opgebouwd. Anderzijds wordt de Kerk door de gezinnen opgebouwd, "kleine huiskerken", zoals het Tweede Vaticaans Concilie het genoemd heeft Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11, waarbij een oude uitdrukking hernomen werd Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In Genesis sermones. VI,2; VII, 1 . Op dezelfde manier wordt in H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) gezegd: "Het christelijk huwelijk ... is de natuurlijke plaats, waar de menselijke persoon binnengeleid wordt in de grote familie van de Kerk" H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 15
Uit dit alles blijkt een duidelijke consequentie: het gezin en de Kerk, concreet de pastorieën en de andere vormen van kerkelijke gemeenschap, zijn geroepen tot de nauwste samenwerking aan die fundamentele taak, die bestaat in de vorming van de persoon en, onafscheidelijk daarvan, in de doorgave van het geloof. We weten heel goed dat voor een geloofwaardig opvoedingswerk de overdracht van juiste theorie of een leer niet voldoende is. Er is iets nodig dat veel groter en menselijker is, namelijk die dagelijks beleefde nabijheid, die de liefde eigen is en haar plaats allereerst in de gemeenschap van het gezin vindt, maar verder ook in een pastorie of een kerkelijke beweging of vereniging, waar mensen bijeen komen, die zich om de broeders en zusters, vooral om kinderen en jongeren, maar ook om volwassenen, ouden, zieken, en zelfs ook om gezinnen bekommeren, omdat zij hun in Christus toegedaan zijn. De grote schutspatroon van de opvoeders, de H. Johannes Bosco, herinnerde zijn geestelijke zonen eraan, dat "de opvoeding een zaak van het hart is en dat God alleen haar Heer is" H. Johannes Bosco, Epistolario. 4, 209.
De centrale plaats in het opvoedingswerk en vooral in de geloofsopvoeding, die het hoogtepunt van de vorming van de persoon en haar meest passende horizon is, heeft concreet de figuur van de getuige: hij wordt tot het eigenlijke uitgangspunt, omdat hij rekenschap geeft over de hoop, die zijn leven draagt Vgl. 1 Pt. 3, 15 , en omdat hij bij de waarheid die hij voorlegt persoonlijk betrokken is. Anderzijds wijst de getuige nooit op zichzelf, maar op iets, of beter, op iemand, die groter is dan hij, die hij ontmoet heeft en wiens betrouwbare goedheid hij ervaren heeft. Zo vindt iedere opvoeder en getuige zijn niet te overtreffen voorbeeld in Jezus Christus, de grote Getuige van de Vader, die niets uit zichzelf zei, maar zo sprak, zoals zijn Vader het Hem geleerd had Vgl. Joh. 8, 28 .
Uit deze beweegreden moet de vorming van de christelijke mens en de doorgave van het geloof zeker op de grondslag van het gebed, van de persoonlijke vriendschap met Christus en - in Hem - de beschouwing van het Aangezicht van de Vader plaatshebben. En datzelfde geldt natuurlijk voor onze gezamenlijke missionaire inzet, vooral voor het gezinspastoraat. Het gezin van Nazareth moet daarom voor onze gezinnen en voor onze parochies naast een levensvoorbeeld ook de inhoud van ons voortdurend gebed vol vertrouwen zijn.
Dierbare broeders en zusters, en vooral u, dierbare priesters, ik ken de edelmoedigheid en de overgave, waarmee u de Heer en de Kerk dient. Uw dagelijks werk voor de geloofsvorming van de jonge generaties in nauw verband met de sacramenten van de christelijke inwijding alsook voor de huwelijksvoorbereiding en voor begeleiding van de gezinnen op hun vaak moeilijke weg, vooral bij de grote taak van de opvoeding van de kinderen, is de eigenlijke en fundamentele weg om de Kerk steeds weer te doen herleven en ook om het maatschappelijk systeem van deze onze geliefde stad Rome te doen opleven.
Gaat dus voort, zonder u door de moeilijkheden waarop u stuit te laten ontmoedigen. De verhouding tussen de opvoeder en degene die opgevoed moet worden is van natuur een heikele aangelegenheid. Zij laat namelijk de vrijheid van de ander ten tonele verschijnen, die, ook al is het nog zo zacht, altijd tot een beslissing uitgedaagd wordt. Noch de ouders, noch priesters of catecheten, noch andere opvoeders kunnen in de plaats treden van de vrijheid van het kleine kind, van het schoolkind of van de jongere, tot wie zij zich wenden. En vooral het christelijk aanbod stelt de essentiële kwestie naar de vrijheid, wanneer het tot het geloof en tot de bekering oproept. Een bijzonder verraderlijke hindernis voor het opvoedingswerk vormt tegenwoordig in onze maatschappij en cultuur het meedogenloze optreden van dat relativisme, dat niets als definitief erkent en als laatste maatstaf alleen het eigen ik met zijn begeerten laat gelden en onder de schijn van de vrijheid voor ieder een gevangenis wordt, omdat het de een van de ander scheidt en ieder ertoe verlaagt, zich in zijn eigen "ik" op te sluiten. Binnen zo'n relativistische horizon is daarom echte opvoeding helemaal niet mogelijk. Want zonder het licht van de waarheid ziet ieder mens zich er vroeger of later toe veroordeeld, aan de kwaliteit van zijn eigen leven en aan de relaties waaruit het samengesteld is, evenveel te twijfelen als aan de werkzaamheid van zijn inzet om samen met anderen iets op te bouwen.
Het is daarom duidelijk dat wij niet alleen moeten proberen, het relativisme in ons vormingswerk te overwinnen, maar ook geroepen zijn, zijn verstorende suprematie in maatschappij en cultuur te bestrijden. Daarom is naast het woord van de Kerk het getuigenis en het engagement van de christelijke gezinnen in de openbaarheid heel belangrijk. Zij moeten vooral steeds weer en nadrukkelijk opkomen voor de onaantastbaarheid van het menselijk leven van de ontvangenis tot en met het natuurlijk einde, voor de unieke en onvervangbare waarde van de op het huwelijk berustende gezin en voor de noodzaak van wettelijke en administratieve maatregelen ter ondersteuning van gezinnen bij hun opdracht van verwekken en opvoeden van de kinderen, een opdracht die wezenlijk is voor onze gezamenlijke toekomst. Ook voor dit engagement dank ik u hartelijk.
Een laatste boodschap, die ik u in vertrouwen zou willen meedelen, betreft de zorg om roepingen tot het priesterschap en tot het gewijde leven. We weten allemaal hoezeer de Kerk ze nodig heeft! Opdat deze roepingen ontstaan en tot rijping komen, opdat de geroepen personen zich hun roeping waardig tonen, is vooreerst het gebed beslissend, dat in geen enkele christelijke familie en parochie mag ontbreken. Maar wezenlijk is ook het levensgetuigenis van de priesters, van de mannelijke en vrouwelijke religieuzen, de vreugde die zij tot uitdrukking brengen over het feit dat zij door de Heer geroepen zijn. En even wezenlijk is het voorbeeld dat de kinderen in de eigen gezinnen krijgen, en de overtuiging van het gezin zelf, dat de roeping van de eigen kinderen ook voor het gezin een groot geschenk van de Heer is. De beslissing voor het ongehuwd zijn uit liefde tot God en de broeders, die voor de priesterroeping en het gewijde leven geëist wordt, en de waardering van het christelijk huwelijk horen inderdaad samen: beide maken, in twee onderscheiden en elkaar aanvullende vormen van leven, het geheim ban het Verbond tussen God en zijn volk in zekere zin zichtbaar.
Dierbare broeders en zusters, ik vertrouw u deze overwegingen toe als bijdrage aan uw werk aan de avonden van het congres en dan in de loop van het volgende pastorale jaar. Ik bid de Heer, u moed en enthousiasme te geven, opdat onze Kerk van Rome, iedere parochie, kloostergemeenschap, vereniging of beweging nog intensiever aan de vreugde en de inspanning van de missie mag deelnemen en opdat zo ieder gezin en heel de christelijke gemeenschap in de liefde van de Heer opnieuw de sleutel mag ontdekken, die de deur van de harten opent en een echte geloofsopvoeding en vorming van de persoon mogelijk maakt. Mijn liefde en mijn zegen begeleiden u nu en in de toekomst.