
Paus Franciscus - 8 maart 2015
Dierbare broeders en zusters, goede dag!
Het evangelie van deze dag (Joh. 2, 13-25) brengt ons het gebeuren van de tempelreiniging van de handelaren. Jezus "maakte van touwen een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen" (Joh. 2, 15), het geld incluis. Dat optreden maakte grote indruk zowel op de mensen als op de leerlingen. Het werd duidelijk ervaren als een profetische daad zodat enkele aanwezigen aan Jezus vroegen: "Wat voor teken kunt Gij ons laten zien dat Gij dit doen moogt?" (Joh. 2, 18), wie ben je dat je dit mag doen? Geef ons een teken dat je het gezag bezit om dit te doen. Ze keken uit naar een goddelijk teken, een wonderbaarlijk teken dat Jezus als gezant van God zou bevestigen. En Hij antwoordde: "Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen" (v. 19). Ze merkten op: "Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?" (Joh. 2, 20). Ze hadden niet begrepen dat de Heer verwees naar de levende tempel van zijn lichaam, dat door de dood op het kruis zou vernietigd worden, maar op de derde dag zou verrijzen. Vandaar "in drie dagen". De evangelist merkt dan ook op "Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden in de schrift en in het woord dat Jezus gesproken had" (Joh. 2, 22).
Inderdaad, dit gebaar van Jezus en zijn profetische boodschap verstaat men pas ten volle in het licht van zijn Pasen. We hebben hier, volgens de evangelist Johannes, de eerste aankondiging van de dood en verrijzenis van Christus: zijn lichaam, op het kruis vernietigd door het geweld van de zonde, zal door de verrijzenis het universele ontmoetingspunt worden tussen God en de mensen. De verrezen Christus is echt de universele - van iedereen - ontmoetingsplaats van God en de mensen. Daarom is zijn mensheid de echte tempel, waar God zich openbaart, spreekt, zich laat vinden; en de echte aanbidders, de echte aanbidders van God zijn niet de bewakers van de materiële tempel, niet de bezitters van de macht of van de godsdienstige kennis. Het zijn zij die God aanbidden "in geest en waarheid" (Joh. 4, 23).
In deze Veertigdagentijd bereiden we ons voor op de viering van Pasen, wanneer we de beloften van ons Doopsel zullen hernieuwen. We gaan met Jezus door de wereld en maken van heel ons bestaan een teken van zijn liefde voor onze broeders, vooral voor de meest zwakke en de meest arme, met ons leven bouwen we voor God een tempel. Op die wijze maken we Hem ontmoetbaar voor veel mensen die we op onze weg ontmoeten. Als wij getuigen zijn van deze levende Christus zullen veel mensen door ons Jezus ontmoeten, door ons getuigenis. Maar - we stellen ons de vraag, ieder van ons stelt zich de vraag - voelt de Heer zich thuis in mijn leven? Mag Hij in ons hart "schoonmaak" houden en er de afgoden uit gooien, dat wil zeggen de houdingen van hebzucht, jaloersheid, wereldsheid, afgunst, haat, de gewoonte om te kletsen en de anderen "uit te kleden"? Mag Hij komaf maken met al die houdingen tegen God, tegen de naaste en tegen onszelf, zoals we vandaag in de eerste lezing hebben gehoord? Ieder mag voor zich antwoord geven, in stilte, in het eigen hart. "Laat ik Jezus toe wat schoonmaak te houden in mijn hart? "Maar padre, ik vrees dat Hij mij zal slaan!" Jezus slaat nooit. Jezus houdt schoonmaak met tederheid, met mededogen, met liefde. Barmhartigheid is zijn manier om schoonmaak te houden. Laten we - elk van ons, laten we de Heer bij ons binnen met zijn barmhartigheid - niet met zijn gesel, neen, met zijn mededogen - om in onze harten schoonmaak te houden. De gesel van Jezus voor ons is zijn barmhartigheid. Laten we de deur openen zodat Hij wat kan poetsen.
Elke Eucharistie die we met geloof vieren doet ons als levende tempel van de Heer groeien, dank zij de Communie met zijn gekruisigd en verrezen lichaam. Jezus weet wat in elk van ons leeft, Hij kent zelfs ons meest vurige verlangen: door Hem bewoond te worden, alleen door Hem. Laten we Hem binnen in ons leven, in ons gezin, in onze harten. De Allerheiligste Maria, bevoorrechte woonplaats van de Zoon van God, moge ons vergezellen en steunen op onze vastentocht, zodat we de schoonheid kunnen herontdekken van de ontmoeting met Christus, die ons bevrijdt en redt.