Paus Pius XII - 18 april 1952
Uit alles, wat wij over het geloof hebben gezegd, willen wij twee gevolgtrekkingen maken, twee richtlijnen opstellen, die wij u tot besluit willen geven om heel uw handelen en heel uw leven als strijdbare Christinnen te leiden en te bezielen.
Ten eerste: het geloof van de jeugd moet een biddend geloof zijn. De jeugd moet leren bidden. Altijd in die mate en die vorm, die aan haar leeftijd beantwoorden. Maar steeds ook in de overtuiging, dat men zonder het gebed niet trouw kan blijven aan het geloof.
Ten tweede: de jeugd moet fier zijn op haar geloof en moet aanvaarden, dat het haar iets kost. Vanaf de eerste kinderjaren moet zij er aan wennen, offers te brengen voor het geloof, voor God te leren leven in oprechtheid van geweten, Zijn geboden te leren eerbiedigen. Dan zal zij vanzelf opgroeien in de liefde tot God.
Moge de liefde van God, de genade van Jezus Christus, en de mededeling van de Heilige Geest Vgl. 2 Kor. 13, 13 met u allen zijn: dit wensen wij u toe met vaderlijke genegenheid. En als blijk hiervan geven wij aan u, aan ieder van u en aan uw gezinnen, aan uw beweging, aan al haar vertakkingen in heel de wereld en aan al uw medeleden uit heel ons hart de apostolische zegen.