
Paus Pius XII - 18 april 1952
SOYEZ LES BIENVENUES Tot de afgevaardigden op het internationale congres van de wereldfederatie van de Katholieke vrouwelijke jeugd |
|||
► | Het probleem van de gewetensvorming |
Wanneer er geen volstrekt verplichtende normen zijn, onafhankelijk van alle omstandigheden of mogelijkheden, eist de situatie "van één keer" in haar enig-zijn Zeker een nauwkeurig onderzoek om uit te kunnen maken, welke normen men moet toepassen en hoe. De katholieke moraal heeft altijd en uitvoerig dit probleem behandeld van de persoonlijke gewetensvorming met een voorafgaand onderzoek van de omstandigheden van het geval in kwestie. Al wat zij leert, biedt een kostbare hulp voor de theoretische en praktische gewetensbeslissingen. Wij verwijzen slechts naar de onovertroffen uiteenzettingen van St. Thomas over de kardinale deugd van voorzichtigheid en de deugden, die daaronder vallen. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 47-57 Zijn verhandeling toont zulk een begrip voor persoonlijk handelen en werkelijkheid, dat zij al het juiste en het positieve van de "s1tuatiemoraal" bevat, maar toch het verwarde en het verkeerde er van vermijdt. De moderne moralist hoeft dus slechts in dezelfde lijn door te gaan, als hij nieuwe problemen grondig wil bestuderen.
De christelijke gewetensvorming verwaarloost volstrekt niet de persoonlijkheid, ook niet die van het meisje en het kind, en doodt niet het persoonlijk initiatief. Want iedere gezonde opvoeding streeft er naar de opvoeder langzamerhand overbodig te maken, en degene, die wordt opgevoed, binnen de juiste grenzen zelfstandig te doen zijn. Dit geldt ook van de vorming van het geweten door God en de Kerk. Het doel hiervan is, gelijk de apostel zegt Vgl. Ef. 4, 13 Vgl. Ef. 4, 14 de "volmaakte mens, volgens de mannenmaat van Christus", dus de volgroeide mens, die ook de moed bezit verantwoordelijkheid te dragen.
Deze rijpheid echter moet haar juiste plaats kennen. Jezus Christus blijft de Heer, het Hoofd en de Meester van iedere mens afzonderlijk, van iedere leeftijd en staat, door middel van Zijn Kerk, waarin Hij voortdurend Zijn invloed blijft uitoefenen. De christen van zijn kant moet de belangrijke en grootse taak aanvaarden om in zijn persoonlijk leven, in zijn beroepsleven en in het maatschappelijke en openbare leven, voor zover het van hem afhangt, de waarheid, de geest en de wet van Christus door te voeren. Dit is de katholieke zedenleer en ze laat een uitgestrekt terrein over aan het initiatief en de persoonlijke verantwoordelijkheid van de Christen.