Paus Pius XII - 18 april 1952
SOYEZ LES BIENVENUES Tot de afgevaardigden op het internationale congres van de wereldfederatie van de Katholieke vrouwelijke jeugd |
|||
► | Het onderwerp van het congres |
Weest welkom, dierbare dochters van de wereldfederatie van de katholieke vrouwelijke jeugd. Wij begroeten u met dezelfde blijdschap, dezelfde vreugde en dezelfde liefde, waarmee wij u Paus Pius XII - Toespraak
Vous vous présentez
Tot de Internationale Unie van Katholieke Vrouwenbonden
(11 september 1947).
De aansporingen en de wijze richtlijnen, die dat congres u heeft meegegeven en de woorden, die wij toen tot u hebben gesproken, zijn werkelijk niet zonder vrucht gebleven. Wij weten, hoe gij in deze tussentijd al uw krachten hebt ingespannen om de scherp omlijnde doelstellingen te verwezenlijken, die u duidelijk voor ogen stonden. Dit bewijst ons ook de gedrukte toelichting*, die gij ons hebt overhandigd bij de voorbereiding van het nu gehouden congres: "Het geloof van de jongeren - probleem van onze tijd". Ofschoon slechts twee en dertig bladzijden tellend heeft het de betekenis van een dik boek en met grote aandacht hebben wij er kennis van genomen. Want het geeft een samenvatting en synthese van de gegevens van talrijke en zeer verschillende enquêtes over de toestand van het geloof onder de katholieke jeugd van Europa, en de uitslag van deze enquêtes is buitengewoon leerzaam.
Een hele reeks van vraagstukken, die er in ter sprake komen, hebben wij zelf behandeld in onze toespraak van Paus Pius XII - Toespraak
Vous vous présentez
Tot de Internationale Unie van Katholieke Vrouwenbonden
(11 september 1947), die gij gehoord hebt, en in verschillende andere toespraken daarvóór en daarna. Vandaag willen wij van deze samenkomst met u gebruik maken om onze mening te zeggen over een verschijnsel, dat bijna overal in het geloofsleven van de katholieken aan de dag treedt, dat ongeveer iedereen aangaat, heel bijzonder de jeugd en haar opvoeders, en waarvan de sporen ook in uw toelichting te vinden zijn, zo bijv. waar gij zegt: "Doordat de jonge mensen het Christendom vereenzelvigen met een wetboek van voorschriften en verbodsbepalingen hebben zij het gevoel alsof zij verstikken in dit klimaat van 'gebiedende moraal', en het getal van hen, die 'de hinderlijke ballast' over boord werpen, is niet gering."