18 november 1965
DEI VERBUM Over de Goddelijke openbaring |
|||
► | Het Oude Testament | ||
► | De eenheid van de beide Testamenten |
Daarom heeft God, die de boeken der beide Testamenten heeft geïnspireerd en hun auteur is, het in zijn wijsheid zó beschikt, dat het Nieuwe Testament in het Oude op verborgen wijze lag vervat, en het Oude in het Nieuwe voor ons werd ontsloten. H. Augustinus, Quaestiones in Heptateuchum. 2, 73: P.L. 34, 623 Want ofschoon Christus in zijn Bloed het Nieuw Verbond heeft gesticht Vgl. Lc. 22, 20 Vgl. 1 Kor. 11, 25 , krijgen en tonen toch de boeken van het Oude Testament, die in hun geheel zijn opgenomen in de Evangelische boodschap H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 21, 3: PG 7, 950 (=25, 1: Harvey 2, p. 115) H. Cyrillus van Jeruzalem, Catecheses Illuminandorum. 4, 35: PG 33, 497 Theodorus van Mopsuestia, In Soph.. 1, 4-6: PG 66, 452D-453A, hun volle betekenis in het Nieuwe Testament Vgl. Mt. 5, 17 Vgl. Lc. 24, 27 Vgl. Rom. 16, 25-26 Vgl. 2 Kor. 3, 14-16 ; en ze belichten en verklaren op hun beurt het Nieuwe Testament.