7 december 1965
De verandering van mentaliteit en structuren stelt dikwijls de traditionele waarden in discussie, vooral bij de jonge mensen, die niet zelden ongeduldig en zelfs onrustig en opstandig worden en die, in het bewustzijn van hun betekenis in het maatschappelijk leven, hierin zo spoedig mogelijk een rol wensen te spelen. Als gevolg hiervan ondervinden ouders en opvoeders dikwijls van dag tot dag grotere moeilijkheden bij de vervulling van hun taak.
De traditionele instellingen, wetten, opvattingen en gevoelens zijn daarenboven niet altijd voldoende aangepast aan de moderne situatie. Vandaar een ernstige ontreddering in de wijze en in de normen zelf van het menselijk gedrag.
Ook het godsdienstig leven ondergaat de invloed van nieuwe situaties. Van de ene kant zuivert een meer kritische instelling het godsdienstig leven van een magische wereldopvatting en van de resten van bijgeloof, en eist een steeds grotere persoonlijke en actieve aanvaarding van het geloof. Zo komen velen tot een dieper Godsbesef. Van de andere kant zien wij steeds grotere massa’s de godsdienst praktisch vaarwel zeggen. In tegenstelling tot het verleden is het loochenen en het negeren van God en godsdienst niet langer een ongewoon en individueel verschijnsel. Dit wordt immers tegenwoordig niet zelden voorgesteld als een eis van de wetenschappelijke vooruitgang of van een nieuw soort humanisme. Dit alles manifesteert zich in vele landen niet alleen in filosofische theorieën, maar werkt zich ook op brede schaal uit in de literatuur, de kunst in de opvatting van de menswetenschappen en van de geschiedenis en zelfs in de burgerlijke wetgeving; en velen worden daardoor in verwarring gebracht.